ECLI:NL:RBDHA:2022:14211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
19-7786E
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van motiveringsgebrek in omgevingsvergunning met betrekking tot geluidseisen

Op 27 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 24 oktober 2019 was verleend aan een vergunninghoudster voor het uitbreiden van dieraantallen en het legaliseren van een mestscheider. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, met als belangrijkste bezwaar dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was op het aspect geluid.

De rechtbank heeft op 20 april 2022 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit met betrekking tot geluid niet voldoende was onderbouwd. Verweerder kreeg de gelegenheid om het gebrek te herstellen. In reactie op de tussenuitspraak heeft verweerder een aanvullend akoestisch onderzoek ingediend, waaruit zou blijken dat voldaan wordt aan de geluidvoorschriften.

Eisers hebben de deugdelijkheid van dit onderzoek betwist, maar de rechtbank oordeelde dat het akoestisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en voldoende onderbouwing bood. De rechtbank concludeerde dat het maximale geluidniveau ter plaatse van de woningen van derden niet meer bedraagt dan 51 dB(A) in de nachtperiode, waarmee voldaan wordt aan de geldende geluidseisen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het betrekking had op geluid, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekent dat de vergunninghoudster de uitbreiding van het aantal dieren mag realiseren en dat de mestscheider is gelegaliseerd. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van griffierecht en proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7786

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J.E. Dijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, verweerder.

(gemachtigde: E. van der Stek).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
V.O.F. [derde-partij]te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster.

Procesverloop

In het besluit van 24 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu verleend voor het uitbreiden van dieraantallen en het legaliseren van een mestscheider van de agrarische inrichting gelegen aan het adres [adres] [nummer] te [plaats] .
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De beroepsgronden zijn nadien aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2022 op zitting behandeld. Eiseres
[eiser 1] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] . Namens vergunninghoudster zijn verschenen [B] en [C] .
Op 20 april 2022 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan waarmee verweerder in de gelegenheid is gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eisers hebben hierop schriftelijke gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist..
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit met betrekking tot het aspect geluid onvoldoende is gemotiveerd. Hiertoe is in de tussenuitspraak overwogen dat uit het akoestisch rapport van AV Consulting B.V. (AV Consulting) van 5 juli 2019 niet eenduidig blijkt dat ter plaatse van de woning van eisers wordt voldaan aan de geluidvoorschriften die zijn verbonden aan de geldende revisievergunning van vergunninghoudster voor zover die zien op de maximale geluidbelasting op de gevels van woningen van derden in de nachtperiode.
3. Bij brief van 25 mei 2022 heeft verweerder een akoestisch onderzoek van 4 mei 2022 van AV Consulting overgelegd, waarin de geluidniveaus in de nachtperiode zijn berekend. Dit rapport toont volgens verweerder aan dat bij de omliggende woningen voldaan wordt aan het maximale geluidniveau van 51 dB(A) in de nachtperiode zoals dit is voorgeschreven in de geldende revisievergunning.
4. Eisers bestrijden de deugdelijkheid van het akoestisch onderzoek. Zij voeren in hun schriftelijke zienswijze van 16 november 2022 aan dat onduidelijk is waarom slechts berekeningen voor de geluidbelasting op de zijgevel van hun woning zijn gemaakt, terwijl ook geluidbelasting op de voor- en achtergevel plaatsvindt. Daarnaast stellen zij dat een aantal voor de nachtperiode relevante geluidbronnen niet in de berekeningen is meegenomen. Verder merken eisers op dat uit het akoestisch onderzoek volgt dat op zichzelf aan de geldende geluidvoorschriften kan worden voldaan, maar dat hiervoor wel aanvullende geluidwerende maatregelen zijn vereist. Eisers stelt dat deze maatregelen ten onrechte nog niet volledig zijn genomen.
5. In het akoestisch onderzoek van 4 mei 2022 van AV Consulting is in tabel 7 op pagina 19 vermeld dat bij de omliggende woningen het maximale geluidniveau in de representatieve bedrijfssituatie maximaal 48,1 dB(A) bedraagt in de nachtperiode. De maximale geluidbelasting op de zijgevel van de woning van eisers bedraagt maximaal 33,5 dB(A). Op pagina 25 van het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat uit de toetsing van de rekenresultaten blijkt dat het maximale geluidniveau ter plaatse van de woningen van derden voldoet aan de geldende geluidseisen, mits (1) een geluidsabsorberend geluidscherm rond de nieuwe melkkoeling van 2 meter hoogte wordt geplaatst en (2) ook de koeling van de omvormers van de zonnepanelen (PPV panelen) afgeschermd wordt met een geluidsabsorberend scherm tot goothoogte inclusief een klein gedeelte aan de zuidzijde.
5.1.
In wat eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming of de inhoudelijke juistheid van het akoestisch onderzoek van AV Consulting. Het akoestisch onderzoek bevat een uitvoerige en inzichtelijke beschrijving van de representatieve bedrijfssituatie, de in aanmerking genomen geluidbronnen en de wijze waarop de geluidbelasting is berekend. Voor zover eisers hebben betoogd dat niet voor alle van belang zijnde locaties berekeningen zijn gemaakt en dat relevante geluidbronnen ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten, hebben zij dit betoog niet van een concrete en toetsbare onderbouwing voorzien. Eisers stellen met hun betoog in de kern de gehanteerde uitgangspunten en daarmee de zorgvuldige totstandkoming van het akoestisch onderzoek ter discussie. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van eisers gelegen om dit betoog nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door zelf een deskundig tegenadvies te overleggen.
Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat het maximale geluidniveau dat wordt veroorzaakt door installaties en activiteiten in de inrichting, ter plaatse van de gevels van woningen van derden tussen 23.00 en 06.00 uur niet meer bedraagt dan maximaal 51dB(A). Daarmee wordt voldaan aan de geluidvoorschriften uit de geldende revisievergunning. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is daarmee hersteld.
6. Hetgeen eisers hebben gesteld over het niet nemen van de voorgeschreven geluidwerende maatregelen door vergunninghoudster betreft een handhavingskwestie en kan daarom in deze procedure niet aan de orde komen. Het staat eisers vrij om een handhavingsverzoek in te dienen als zij menen dat vergunninghoudster handelt in strijd met de voorschriften van de voor haar bedrijf geldende vergunningen.
7. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover dat betrekking heeft op het aspect geluid. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek met betrekking tot het aspect geluid heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand. Concreet betekent dit dat vergunninghoudster de aangevraagde uitbreiding van het aantal dieren op haar bedrijf mag realiseren en dat de reeds gerealiseerde mestscheider is gelegaliseerd.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na de tussenuitspraak, met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.897,50,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op het aspect geluid;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.