Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser], eiser,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Postma, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 8 februari 2022 was genomen. Dit besluit hield in dat aan eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser stelde dat hij rechtmatig verblijf had en dat de bewaring achterwege had moeten blijven omdat hij had aangegeven zelfstandig naar Polen te willen vertrekken. De rechtbank oordeelde echter dat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, en dat zijn verklaringen onvoldoende waren om aan te nemen dat hij daadwerkelijk zelfstandig naar Polen zou vertrekken.
De rechtbank concludeerde verder dat eiser op het moment van de inbewaringstelling geen rechtmatig verblijf had, aangezien de beschikking van 10 september 2021, waarin hem was opgedragen Nederland te verlaten, nog steeds van kracht was. Eiser had weliswaar een bezwaarschrift ingediend tegen deze beschikking, maar dit was te laat ingediend om opschortende werking te hebben. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser geen effect had op de maatregel van bewaring, die dus op de juiste grondslag voortduurde.
Daarnaast werd door eiser aangevoerd dat er geen geldig terugkeerbesluit was, maar de rechtbank oordeelde dat de jurisprudentie omtrent terugkeerbesluiten niet van toepassing was op eiser, die de Poolse nationaliteit had. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier.