ECLI:NL:RBDHA:2022:14127
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- S.J. Hoekstra-van Vliet
- I. Diephuis-Timmer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot schorsing executie echtscheidingsbeschikking inzake kinderalimentatie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 14 november 2022, is een kort geding aan de orde waarin de man, eiser, verzoekt om schorsing van de executie van een echtscheidingsbeschikking die op 20 juni 2022 is uitgesproken. Deze beschikking bepaalt onder andere dat de man € 131,- per maand per kind aan kinderalimentatie moet betalen voor hun vier minderjarige kinderen. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking en verzocht om de kinderalimentatie te verlagen naar € 28,- per maand per kind. Hij heeft ook verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking totdat het gerechtshof een eindoordeel heeft gegeven. De vrouw, gedaagde, heeft verweer gevoerd tegen deze vordering.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man een achterstand heeft in de betaling van de kinderalimentatie en dat het LBIO is ingeschakeld voor de inning van deze achterstand. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking in beginsel ten uitvoer mag worden gelegd en dat er geen feitelijke of juridische misslagen zijn aangetoond. De man heeft aangevoerd dat hij in financiële nood verkeert door de opgelegde kinderalimentatie, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat deze situatie grotendeels het gevolg is van de keuzes van de man zelf, zoals het huren van een dure woning en het verminderen van zijn werkuren.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van de vrouw bij de tenuitvoerlegging van de beschikking zwaarder weegt dan het belang van de man bij schorsing van de executie. De vordering van de man tot schorsing van de executie is afgewezen, en de proceskosten zijn voor iedere partij.