ECLI:NL:RBDHA:2022:14104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
NL22.25778 en NL22.26045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke basis voor nareismaatregel en verstrekking mvv’s in strijd met Vreemdelingenwet 2000

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, bestaande uit zes personen met V-nummers, een voorlopige voorziening vroegen tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hadden bezwaar gemaakt tegen een bepaling in een besluit van 24 november 2022, waarin werd gesteld dat zij pas vanaf 7 april 2023 een afspraak konden maken bij de ambassade voor de verstrekking van hun machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s). De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor deze nareismaatregel en dat het uitstel van de verstrekking van de mvv’s in strijd was met de Vreemdelingenwet 2000 en de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij het verweerder opdroeg om de Nederlandse ambassade in Teheran binnen 24 uur na de uitspraak te machtigen om de mvv’s aan eisers af te geven. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers tot een totaalbedrag van € 2.277,-. De uitspraak benadrukt de kwetsbare positie van de eisers, die recht hebben op gezinshereniging en bescherming in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.25778 en NL22.26045
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de rechtbank op het beroep en van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] en [eiser 6], eisers,
V-nummers: [# 1] , [# 2] , [# 3] , [# 4] , [# 5] en [# 6] ,
(gemachtigde: mr. J. Werner),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

In het besluit van 24 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers om machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s) ingewilligd.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de bepaling in het bestreden besluit dat zij vanaf 7 april 2023 een afspraak kunnen maken bij de ambassade over de verstrekking van de mvv’s en dat dit eerder kan als zij geschikte huisvesting hebben.
Zij hebben ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoeken te bepalen dat verweerder hen onmiddellijk tot Nederland moet toelaten of daaraan in ieder geval alle mogelijk medewerking dient te verlenen en dat de mvv-afgifte in Teheran, Iran, zal plaatsvinden.
Verweerder heeft op 19 december 2022 ingestemd met rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Het verzoek om voorlopige voorziening geldt nu als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening zijn op 22 december 2022 tegelijk op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook is de heer [naam] (referent) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank en de voorzieningenrechter hebben meteen na de behandeling op zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin is bepaald dat eisers vanaf 7 april 2023 een afspraak kunnen maken bij de ambassade over de verstrekking van de mvv’s;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe en draagt verweerder op om de Nederlandse ambassade in Teheran (Iran) binnen 24 uur na deze uitspraak te machtigen om de mvv’s aan eisers af te geven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 759,-.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over de bepaling dat eisers eerst op 7 april 2023 een afspraak kunnen maken over het afhalen van de toegekende mvv’s. Dit is de zogenoemde nareismaatregel.
Over het beroep
2. Deze bepaling is een besluit waartegen bezwaar en beroep mogelijk is en niet louter een feitelijke mededeling. De rechtbank verwijst allereerst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 5 december 2022, onder 15.2. [1] Vooruitlopend op het oordeel hierna over de wettelijke basis van de nareismaatregel, overweegt de rechtbank dat nu verweerder met de nareismaatregel afwijkt van een wettelijke verplichting, te minder kan worden gezegd dat deze bepaling geen rechtsgevolg heeft en louter een feitelijke mededeling is.
3. De rechtbank is van oordeel dat er geen wettelijke basis is voor de nareismaatregel, voor het uitstellen van de verstrekking van de mvv’s na de toekenning ervan. Verweerder handelt met dit uitstel in strijd met nationaal recht - de Vreemdelingenwet 2000 - en Europees recht - de Gezinsherenigingsrichtlijn. [2] De rechtbank verwijst naar de overwegingen onder 16 tot en met 16.6. in de hiervoor genoemde uitspraak van 5 december 2022. De rechtbank voegt daaraan toe dat zij ook in het door verweerder genoemde arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens [3] geen reden leest om aan te nemen dat verweerder zonder wettelijke basis daarvoor het verstrekken van de mvv’s kan uitstellen.
4. De rechtbank erkent de grote problemen in de opvang van asielzoekers. Tegelijk constateert de voorzieningenrechter dat verweerder alleen op basis van een brief aan de Tweede kamer [4] een nadelig besluit neemt voor eisers zonder dat daarvoor een wettelijke basis is. De voorzieningenrechter constateert ook dat eisers kwetsbare mensen zijn, in een kwetsbare positie in Afghanistan, aan wie al het recht is toegekend om naar Nederland en hun echtgenoot en vader, een in Nederland erkende asielzoeker, te komen. Gelet hierop kan ook het grote belang dat is gemoeid met de oplossing van de problemen in de asielopvang niet rechtvaardigen dat verweerder zonder wettelijke basis de verstrekking van de toegekende mvv’s uitstelt. Als hij dat wil doen, dient hij daarvoor een wettelijke basis te regelen. Daarom is het beroep gegrond en vernietigt de rechtbank de bepaling over het pas later af kunnen halen van de mvv’s.
Over het verzoek om voorlopige voorziening
5. Gelet op de belangen van eisers, die nadeel ondervinden van een in strijd met zowel Nederlands als Europees recht genomen besluit, vindt de voorzieningenrechter het treffen van een voorlopige voorziening zonder meer op zijn plaats. Ook hier geldt dat het grote belang van de oplossing van de problemen in de asielopvang het onevenredig nadeel van het bestreden besluit voor eisers niet kan compenseren. Uit de door verweerder overgelegde cijfers blijkt ook niet dat opvang van deze zes eisers, desnoods in omstandigheden die niet volledig voldoen aan de normen daarvoor, niet mogelijk is. Ook zo’n vorm van opvang lijkt de voorzieningenrechter te prefereren boven een langer verblijf onder moeilijke omstandigheden in Afghanistan. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe.
Proceskosten en griffierecht
6. Bij deze beslissingen veroordelen de rechtbank en de voorzieningenrechter verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eisers. Verweerder dient in totaal een bedrag van € 2.277,- te betalen (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- bij een wegingsfactor 1).
Omdat eisers zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht hoeft verweerder dat niet te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022 door mr. M. Kraefft, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Sunday Times tegen het Verenigd Koninkrijk, arrest van 26 april 1979, ECLI:CE:ECHR:1979:0426JUD000653874.
4.Brief van verweerder aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 augustus 2022, met onderwerp: “Brief Besluitvorming opvangcrisis”.