Op 22 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, drie asielzoekers, bezwaar maakten tegen een bepaling in een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, gedateerd 8 november 2022, stond eisers pas vanaf 5 april 2023 toe om een afspraak te maken bij de ambassade voor de verstrekking van hun machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s). Eisers verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de ambassade in Bangkok binnen 24 uur na de uitspraak gemachtigd zou worden om de al toegekende mvv’s af te geven. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor de nareismaatregel die het uitstellen van de verstrekking van de mvv’s regelde. Dit uitstel was in strijd met de Vreemdelingenwet 2000 en de Gezinsherenigingsrichtlijn. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een wettelijke basis voor besluiten die de rechten van asielzoekers beïnvloeden, en erkent de kwetsbare positie van de eisers in deze context.