ECLI:NL:RBDHA:2022:14102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
NL22.24998 en NL22.25909
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke basis voor verstrekking van machtigingen tot voorlopig verblijf in asielzaken

Op 22 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, drie asielzoekers, bezwaar maakten tegen een bepaling in een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, gedateerd 8 november 2022, stond eisers pas vanaf 5 april 2023 toe om een afspraak te maken bij de ambassade voor de verstrekking van hun machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s). Eisers verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de ambassade in Bangkok binnen 24 uur na de uitspraak gemachtigd zou worden om de al toegekende mvv’s af te geven. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen wettelijke basis was voor de nareismaatregel die het uitstellen van de verstrekking van de mvv’s regelde. Dit uitstel was in strijd met de Vreemdelingenwet 2000 en de Gezinsherenigingsrichtlijn. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een wettelijke basis voor besluiten die de rechten van asielzoekers beïnvloeden, en erkent de kwetsbare positie van de eisers in deze context.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.24998 en NL22.25909
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , eisers,

V-nummers: [# 1] , [# 3] en [# 2]
(gemachtigde: mr. M.L. van Riel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

In het besluit van 8 november 2022 heeft verweerder de aanvraag van eisers om machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv’s) ingewilligd.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de bepaling in het besluit van 8 november 2022 dat zij vanaf 5 april 2023 een afspraak kunnen maken bij de ambassade over de verstrekking van de mvv’s en dat dit eerder kan als zij geschikte huisvesting hebben.
Eisers hebben ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoeken verweerder op te dragen om de Nederlandse ambassade in Bangkok binnen 24 uur na deze uitspraak te machtigen om de al toegekende mvv’s aan hen af te geven.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft verweerder in het besluit van 16 december 2022 (het bestreden besluit) het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het verzoek om voorlopige voorziening geldt nu als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 december 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook is de heer [naam] (referent) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft meteen na de behandeling op zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

Over het beroep
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de bepaling is gehandhaafd dat eisers vanaf 5 april 2023 een afspraak kunnen maken bij de ambassade over de verstrekking van de mvv’s;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,-.
Over het verzoek om voorlopige voorziening
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe en draagt verweerder op om de Nederlandse ambassade in Bangkok (Thailand) binnen 24 uur na deze uitspraak te machtigen om de mvv’s aan eisers af te geven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 759,-.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Deze uitspraak gaat over de bepaling dat eisers eerst op 5 april 2023 een afspraak kunnen maken over het afhalen van de toegekende mvv’s. Dit is de zogenoemde nareismaatregel.
3. Deze bepaling is een besluit waartegen bezwaar en beroep mogelijk is en niet louter een feitelijke mededeling. De voorzieningenrechter verwijst allereerst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 5 december 2022, onder 15.2. [1] Vooruitlopend op het oordeel hierna over de wettelijke basis van de nareismaatregel, overweegt de voorzieningenrechter dat nu verweerder met de nareismaatregel afwijkt van een wettelijke verplichting, te minder kan worden gezegd dat deze bepaling geen rechtsgevolg heeft en louter een feitelijke mededeling is.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen wettelijke basis is voor de nareismaatregel, voor het uitstellen van de verstrekking van de mvv’s na de toekenning ervan. Verweerder handelt met dit uitstel in strijd met nationaal recht - de Vreemdelingenwet 2000 - en Europees recht - de Gezinsherenigingsrichtlijn. [2] De voorzieningenrechter verwijst naar de overwegingen onder 16 tot en met 16.6. in de hiervoor genoemde uitspraak van 5 december 2022. De voorzieningenrechter voegt daaraan toe dat hij ook in het door verweerder genoemde arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens [3] geen reden leest om aan te nemen dat verweerder zonder wettelijke basis daarvoor het verstrekken van de mvv’s kan uitstellen.
5. De voorzieningenrechter erkent de grote problemen in de opvang van asielzoekers. Tegelijk constateert de voorzieningenrechter dat verweerder alleen op basis van een brief aan de Tweede kamer [4] een nadelig besluit neemt voor eisers zonder dat daarvoor een wettelijke basis is. De voorzieningenrechter constateert ook dat eisers kwetsbare mensen zijn, in een kwetsbare positie, aan wie al het recht is toegekend om naar Nederland en hun echtgenoot en vader, een in Nederland erkende asielzoeker, te komen. Gelet hierop kan ook het grote belang dat is gemoeid met de oplossing van de problemen in de asielopvang niet rechtvaardigen dat verweerder zonder wettelijke basis de verstrekking van de toegekende mvv’s uitstelt. Als hij dat wil doen, dient hij daarvoor een wettelijke basis te regelen. Daarom is het beroep gegrond en vernietigt de voorzieningenrechter de bepaling over het pas later af kunnen halen van de mvv’s.
6. Gelet op de belangen van eisers, die nadeel ondervinden van een in strijd met zowel Nederlands als Europees recht genomen besluit, vindt de voorzieningenrechter het treffen van een voorlopige voorziening zonder meer op zijn plaats. Ook hier geldt dat het grote belang van de oplossing van de problemen in de asielopvang het onevenredig nadeel van het bestreden besluit voor eisers niet kan compenseren. Uit de door verweerder overgelegde cijfers blijkt ook niet dat opvang van deze drie eisers, desnoods onder omstandigheden die niet volledig voldoen aan de normen daarvoor, niet mogelijk is. Ook zo’n vorm van opvang lijkt de voorzieningenrechter te prefereren boven een langer verblijf in hun huidige vluchtelingenkamp, ver van referent. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe.
7. Bij deze beslissingen veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eisers. Verweerder dient in totaal een bedrag van € 2.277,- te betalen (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- bij een wegingsfactor 1).
Omdat eisers zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht hoeft verweerder dat niet te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022 door mr. M. Kraefft, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Sunday Times tegen het Verenigd Koninkrijk, arrest van 26 april 1979, ECLI:CE:ECHR:1979:0426JUD000653874.
4.Brief van verweerder aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 26 augustus 2022, met onderwerp: “Brief Besluitvorming opvangcrisis”.