Toegangsbeleid
(…)
Tijdens de party is uitdagend en sexy gedrag toegestaan. Seksuele handelingen daarentegen niet. Ook drugsgebruik en overmatig alcoholgebruik zijn niet toegestaan.
Het is, buiten officieel door de organisatie aangewezen fotografen, niet toegestaan foto’s te maken op [bedrijfsnaam] feesten.
Deelnemers kunnen vooraf gefouilleerd worden.
(…)
Leeftijd
Deelnemers behoren tussen de 21 en 50 jaar oud te zijn! [bedrijfsnaam] heeft het recht haar gasten hier op aan te spreken.
Dit is zeker geen keiharde richtlijn want er zijn genoeg mensen boven de 50 jaar die hier niet naar uit zien en zich hier naar kleden (lingerie is een ruim begrip en is méér dan een beha en een string alleen).
Maar we krijgen soms klachten van aanwezige gasten over andere gasten die (ver) boven deze leeftijd zitten en zich daar niet naar kleden.
Daarom zien wij ons genoodzaakt hier naar te handelen en letten scherp op de leeftijd én kledingkeuze van de gasten en zullen desbetreffende mensen hierop aan te spreken.
Maar het is absoluut de lijn die we volgen om de kwaliteit van onze sexy party’s met dresscode lingerie te borgen.”
6. In geschil is of de feesten die eiseres organiseert onder het verlaagde tarief vallen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, letter a, van de Wet OB in samenhang met post b.14, onderdeel d, van de bij de Wet OB behorende Tabel I (post b.14.d). Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres één prestatie verricht.
7. Eiseres stelt primair dat sprake is van het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen als bedoeld in post b.14.d. Subsidiair stelt zij dat sprake is van danceparty’s als bedoeld in de Toelichting op post b.14.d (de Toelichting). Ter zitting heeft zij daaraan toegevoegd dat wanneer er geen sprake zou zijn danceparty’s, haar activiteiten moeten worden beschouwd als een show in de zin van de Toelichting.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de feesten als zodanig niet kunnen worden aangemerkt als muziekuitvoering en dat deze evenmin gelijk te stellen zijn met danceparty’s of shows als bedoeld in de Toelichting, omdat het de bezoekers van de feesten niet gaat om de optredende dj’s maar om het leren kennen van “open-minded” koppels/vrouwen voor nadere kennismaking. Daarnaast zijn de feesten volgens verweerder primair gericht op erotisch vermaak.
Beoordeling van het geschil
9. Op grond van artikel 98 van de richtlijn 2006/112/EG van de Raad van
28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (de Btw-richtlijn) is het de lidstaten toegestaan een verlaagd tarief toe te passen op de in bijlage III bij de Btw-richtlijn vermelde categorieën goederen en diensten. Bijlage III vermeldt onder 7. “het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, circussen, kermissen, amusementsparken, concerten, musea, dierentuinen, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen”.
10. Nederland heeft van de in artikel 98 van de Btw-richtlijn geboden mogelijkheid gebruik gemaakt door, onder meer, in post b.14.d het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen, met uitzondering van peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak onder het verlaagde tarief te rangschikken.
11. In de memorie van toelichtingis onder andere het volgende vermeld:
"Op grond van de btw-tarieflijst kan het verlaagde tarief worden toegepast op onder meer het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, concerten, musea, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen. De bijlage sluit derhalve geen enkele culturele prestatie uit van de toepassing van het verlaagde btw-tarief. Mede in verband hiermee heb ik besloten evenmin restrictief te zijn, en voor te stellen in Nederland in dezen dezelfde reikwijdte te geven aan de toepassing van het verlaagde tarief. In verband hiermee is in de wettekst expliciet aangegeven dat onder muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen ook zijn begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets."
12. In de Toelichting is over post b.14.d onder meer het volgende opgenomen:
5. Muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen (vanaf 1 juli 2012)
Bij het verlenen van toegang tot de in de post genoemde podiumkunsten gaat het om optredens van de uitvoerders van de in de post bedoelde podiumkunsten waarvoor afzonderlijk toegang wordt verleend. Dat wil zeggen dat voor de optredens daadwerkelijk aparte toegangsbewijzen worden verstrekt. Zo heeft de post geen betrekking op het verlenen van toegang tot bijvoorbeeld een discotheek of buitenterrein, waarbij het optreden van de artiest(en) een ondergeschikte betekenis heeft en waarbij voor dat optreden geen afzonderlijke toegangsprijs in rekening wordt gebracht.
Het verlenen van toegang tot een ‘show’ waarbij het geheel van het aangebodene wordt ervaren als cultureel amusement/vermaak valt onder de post. Het aangebodene kan dan als het geheel onderdeel uitmakend van de show bijvoorbeeld bestaan in het optreden van een band, een lezing, interviews met gasten over culturele onderwerpen, presentatie van een culturele agenda enz.
(…)
5.2Muziekuitvoeringen
(…)
Dance-parties zijn evenementen waarbij diskjockeys en/of live-muzikanten optreden. Deze parties zijn als muziekuitvoeringen in de zin van de post te beschouwen.
13. Zowel punt 7 van bijlage III bij de Btw-richtlijn als post b.14.d zien op het verlenen van toegang tot uitvoeringen door artiesten dan wel gezelschappen. Het gaat er daarbij om dat bezoekers de toegangsprijs betalen om een bepaalde artiest of een bepaald gezelschap te zien optreden. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank ook te gelden voor de danceparty’s die in de Toelichting worden beschouwd als muziekuitvoeringen. Dat betekent dat de feesten die eiseres organiseert alleen gelijk kunnen worden gesteld met dergelijke danceparty’s indien de bezoekers de toegangsprijs betalen om het optreden van een specifieke dj of dj’s te ervaren. Aangezien het verlaagde tarief een uitzondering is op de hoofdregel, dient eiseres dat aannemelijk te maken.
14. De enkele stelling dat de bezoekers van de feesten liefhebbers zijn van housemuziek en dat wanneer eiseres zou kiezen voor een andere muziekstijl zij een andere clientèle zou hebben, is daarvoor onvoldoende. Eiseres heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de bezoekers primair komen voor de optredende dj’s. De rechtbank acht op zichzelf ook niet aannemelijk dat iemand die een bepaalde dj wil zien optreden bereid zal zijn zich daarvoor te onderwerpen aan de voorwaarden die eiseres stelt aan deelname aan haar feesten. Gesteld noch gebleken is dat de door eiseres ingehuurde dj’s slechts via dit soort besloten feesten kunnen worden gezien. Gezien de kledingvoorschriften, het toegangsbeleid en de tekst op de website van eiseres zijn de feesten van eiseres veeleer gericht op het in een sfeervolle ambiance in contact komen met gelijkgezinde andere koppels en/of individuele vrouwen en het kunnen onderzoeken of men met elkaar verdere avonturen zou kunnen en willen beleven. De optredens van de dj’s en de dansers dienen slechts ter bevordering van de aangename en feestelijk sfeer en zijn aldus van bijkomende aard. Zij zijn niet de reden voor de bezoekers om de toegangsprijs te betalen. Uit het voorgaande volgt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar georganiseerde feesten moeten worden aangemerkt als muziekvoorstelling in de zin van post b.14.d.
15. Eiseres heeft voor haar enkele stelling dat haar feesten kunnen worden aangemerkt als een show als bedoeld in punt 7 van bijlage III bij de Btw-richtlijn en de Toelichting geen nadere feiten of omstandigheden aangedragen noch die stelling onderbouwd met bewijsstukken. Dat er ook dansers optreden is daarvoor onvoldoende, dat gebeurt immers ook in reguliere discotheken en clubs. Ook op dit punt slaagt zij dus niet in de op haar rustende bewijslast.
16. De conclusie is dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het verlaagde tarief op de door haar georganiseerde feesten van toepassing is.
17. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente zijn geen afzonderlijke gronden ingediend. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.