ECLI:NL:RBDHA:2022:141
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.T.W. van Ravenstein
- S.P.M. Flipse
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een aansluitende zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie van het arrondissementsparket Noord-Holland, naar aanleiding van een eerdere zorgmachtiging die was verleend door de rechtbank Noord-Holland. De betrokkene, geboren in 1985, verblijft op dat moment in een accommodatie en heeft een geschiedenis van psychische problemen, waaronder een chronische psychose in het kader van schizofrenie.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de betrokkene aangegeven dat het goed met hem gaat, maar hij ontkent psychotisch te zijn. De psychiater van de accommodatie heeft verklaard dat betrokkene goed functioneert in de huidige setting, terwijl de psychiater van GGZ inGeest aangaf dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de diagnose en behandeling van betrokkene. De advocaat van de betrokkene heeft het verzoek tot zorgmachtiging betwist en gepleit voor afwijzing.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek af te wijzen. De reden hiervoor was dat de betrokkene op het moment van de indiening van het verzoek gedetineerd was op verdenking van ernstige strafbare feiten, waardoor de klinische opname in een Wvggz-accommodatie niet op korte termijn gerealiseerd kon worden. De rechtbank heeft aangegeven dat, zodra de strafrechtelijke situatie van de betrokkene verandert, er opnieuw gekeken kan worden naar de mogelijkheid van een zorgmachtiging. De beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.