Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1], eiser
[naam 2]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had op 31 mei 2022 asiel aangevraagd en verweerder had op 3 november 2022 besloten dat Spanje de verantwoordelijkheid droeg. Eiser voerde aan dat overdracht aan Spanje zou leiden tot een reëel risico op indirect refoulement, gezien het verschil in beschermingsbeleid tussen Spanje en Nederland, vooral voor asielzoekers die betrokken zijn bij de Gülen-beweging.
De rechtbank heeft de zaak op 8 december 2022 behandeld, waarbij eiser aanwezig was, maar zijn gemachtigde niet. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat het beschermingsbeleid in Spanje fundamenteel verschilde van dat in Nederland. De rechtbank concludeerde dat de Spaanse autoriteiten met de terugname van eiser hadden ingestemd en dat zij de Europese richtlijnen zouden respecteren, inclusief het verbod op (indirect) refoulement. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.