Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
- Gaat de verdachte jongvolwassene nog naar school (indicatie voor jeugdstrafrecht)?
- Woont de verdachte jongvolwassene nog bij opvoeders/verzorgers?
- De verdachte jongvolwassene heeft een LVB (blijkt uit dossier, indicatie voor jeugdstrafrecht).
- De verdachte jongvolwassene weigert mee te werken aan begeleiding (contra-indicatie voor jeugdstrafrecht).
- Aard/ernst van het delict (contra-indicatie voor jeugdstrafrecht).
3.Het geschil
“op basis van het advies van de reclassering en eventueel een voorgeleidingsconsult van het Nederlands instituut voor Psychiatrie en Psychologie (NIFP) [beoordeelt] of er aanleiding is voor verder onderzoek en advies in verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht”en in het bevestigende geval plaatsing in een JJI het expliciete uitgangspunt is. De Staat stelt zich door het handelen van de OvJ boven de bij uitstek geëigende raadgevers ten aanzien van ASR-toepassing en plaatsing in een JJI en stelt daarmee het welzijn van [eiser] klaarblijkelijk op de laatste plaats. Daarmee handelt de Staat niet in lijn met de hem bindende Richtlijn. Plaatsing van een verdachte in de leeftijd van 18 tot 23 jaar in een regulier Huis van Bewaring, terwijl aanwijzingen bestaan dat toepassing van artikel 77c Sr geboden zal zijn, zal fnuikend zijn voor de geestelijke ontwikkeling.
4.De beoordeling van het geschil
nog naar school gaat;
bij ouders thuis woont;
begeleiding nodig heeft in verband met een (licht) verstandelijke beperking;
open staat voor begeleiding en een meer opvoedkundige aanpak."
“vooral nog niets te weten en dus het zekere voor het onzekere te nemen om verdachte te beschermen”, maar kijkt het OM ook naar andere belangen
“zoals verwachtingen die aan zo’n plaatsing worden ontleend, zijn invloed op anderen in de JJI waar de populatie steeds zwaarder wordt en precedentwerking”. Over het rapport van het NIFP schrijft de OvJ dat de verdachte tegen het NIFP heeft gezegd dat de uitslag van een eerdere IQ-test ‘normaal’ was, dat hij ontkent psychische klachten of problemen te hebben en dat hij redelijk vlot feitelijk informatie kan verstrekken. Verder wijst de OvJ er op dat [eiser] eerder speciaal onderwijs volgde vanwege een taalachterstand, hij is pas in 2010 in Nederland komen wonen en in het rapport staat dat
“een oordeel over zijn gewetensfuncties, mate van reflectief vermogen en doorzettingsvermogen konden in dit ene contact onvoldoende worden beoordeeld”,terwijl juist ontwikkeling van die gewetensfuncties volgens de OvJ belangrijk zijn voor de bepaling of ASR is aangewezen en dat het vreemd is dat dan een zin verder staat dat het empathisch vermogen matig lijkt te zijn ontwikkeld. Tot slot wijst de OvJ er op dat [eiser] in het gesprek met de psychiater van het NIFP heeft aangegeven dat hij voldoende kan werken en rond kan komen met wat hij krijgt.