In deze zaak heeft eiseres op 8 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verweerder heeft op 26 juli 2022 een verweerschrift ingediend. Op 1 november 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiseres ingewilligd. De rechtbank heeft vervolgens, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat met de inwilliging van de aanvraag eiseres heeft bereikt wat zij beoogde, waardoor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer hoeft te worden beoordeeld. Eiseres heeft geen procesbelang meer, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank, overeenkomstig het verzoek van eiseres in het beroepschrift, verweerder veroordeeld in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op € 379,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en verweerder moet ook het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.