6.1De rechtbank volgt eiser echter niet in zijn betoog dat de RvO van een onjuist toetsingskader is uitgegaan. Anders dan eiser heeft aangevoerd is de enkele vaststelling van de begeleider niet al voldoende om de verblijfsvergunning te verlenen. De rechtbank neemt verder aan dat de RvO terecht stelt dat er vraagtekens gezet kunnen worden bij de overgelegde schriftelijke verklaring omdat deze is afgegeven voor zowel eiser als zijn vader terwijl is gebleken dat de vader geen actieve rol heeft gehad in de Nederlandse tak van de startup. Eiser heeft deze kritiek van de RvO immers niet bestreden. De rechtbank is ten slotte ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat door eiser onvoldoende stukken zijn overgelegd op grond waarvan aanleiding bestond de RvO om advies te vragen over of eiser voldoet aan het puntenstelsel op grond van andere criteria dan die voor een startende ondernemer.
7. Verweerder heeft op 19 oktober 2021 het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond verklaard. Het besluit is gebaseerd op het negatieve RvO-advies van 18 oktober 2021. In het advies gaat de RvO onder Ad a t/m e in op het verzoek van de rechtbank om meer inzichtelijk te maken:
a. a) of een besluit ten opzichte van de voormalige facilitator heeft doorgewerkt in de RvO adviezen;
b) waarom het begeleidingstraject niet als positief afgelegd wordt beschouwd;
c) waarom het niet vervullen van activiteiten ten aanzien van het innovatieve product leidt tot de conclusie dat de schriftelijke verklaring niet afgegeven had mogen worden;
d) waarom geconcludeerd wordt dat de begeleider niet deskundig genoeg was om de beoogde begeleiding te bieden;
e) hoe RvO tot het oordeel is gekomen dat de verklaring op basis van de werkelijke
bedrijfsactiviteiten en de begeleiding niet afgegeven had mogen worden.
Vervolgens noemt de RvO in een nadere toelichting een aantal redenen waarom de doorstromingsverklaring niet aannemelijk wordt geacht.
Beoordeling bestreden besluit
8. Eiser heeft op 13 december 2021, 29 september 2022, 7 oktober 2022 beroepsgronden ingediend. De rechtbank zal in deze uitspraak het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden beoordelen. In de beoordeling worden verder het verweerschrift van 7 oktober 2022 en de reactie van eiser van 10 oktober 2022 betrokken.
Heeft eiser procesbelang?
9. De rechtbank volgt niet het standpunt van verweerder in het verweerschrift dat eiser geen procesbelang heeft omdat hij niet langer in Nederland verblijft. Zoals eiser betoogt heeft eiser wel belang bij het instellen van zijn beroep. Immers, hij zou zijn bedrijf weer kunnen opstarten als de rechtbank zijn beroep gegrond verklaart en er volgens aan hem een vergunning wordt verleend.
Is het besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
10. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van eiser dat het besluit niet gehandhaafd kan worden omdat het in strijd is met het evenredigheidsbeginsel niet slaagt. Eiser betoogt onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdelingvan 2 februari 2022dat het besluit niet geschikt, niet noodzakelijk en niet evenwichtig is. De rechtbank merkt allereerst op dat de Afdeling niet voor alle besluiten deze drietrapstoets voorschrijft. Van belang is daarbij onder meer of het een belastend besluit betreft, hetgeen hier niet het geval is. Verder volgt de rechtbank niet eisers stelling dat het besluit niet geschikt is omdat verweerder het toelaat dat de RvO probeert om de facilitator buitenspel te zetten. Zoals verweerder ter zitting heeft gesteld gaat het bij de beoordeling in het kader van het evenredigheidsbeginsel om de gevolgen voor eiser en niet om de rol van de begeleider. Dat het besluit niet noodzakelijk is omdat er geen reden was om de aanvraag af te wijzen, volgt de rechtbank ook niet. Verweerder heeft gemotiveerd waarom de aanvraag is afgewezen en de rechtbank zal hieronder ingaan op de argumenten op basis waarvan eiser stelt dat de aanvraag niet afgewezen had mogen worden. Dat het besluit, zoals eiser in het kader van de evenwichtigheid aanvoert, te zwaar leunt op het advies van de RvO en verweerder niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan volgt de rechtbank verder ook niet. Verweerder mag zich in dit soort zaken in het algemeen baseren op een advies van RvO en de aanvraag aan de RvO voorleggen. Op de vergewisplicht zal de rechtbank in overwegingen 11 en 12 van deze uitspraak ingegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder voldaan aan de vergewisplicht?
11. De rechtbank stelt allereerst vast dat, zoals door verweerder bevestigd ter zitting, de deskundigheid van [facilitator] , later [bedrijf 1] , als begeleider niet langer in geschil is. Daarnaast geldt, gelet op de eerdere uitspraak van de rechtbank, als uitgangspunt dat het enkel overleggen van een schriftelijke positieve verklaring onvoldoende kan zijn om te concluderen dat het begeleidingstraject met een positief resultaat is afgelegd. Verweerder heeft volgens die uitspraak ruimte om te onderzoeken of dat ook daadwerkelijk blijkt uit die verklaring. Verweerder mag een nadere beoordeling verrichten en aan de RvO daarover advies vragen. Echter moet verweerder alvorens het RvO-advies aan het besluit ten grondslag te leggen, zich er wel van vergewissen dat het onderzoek naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.