ECLI:NL:RBDHA:2022:14051
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake visum kort verblijf door prematuur ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres op 16 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 mei 2022, waarin de minister van Buitenlandse Zaken de aanvraag van eiseres voor een visum kort verblijf heeft afgewezen. Eiseres heeft vervolgens op 26 oktober 2022 beroep ingesteld, omdat er geen tijdige beslissing op het bezwaar was genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Dit betekent dat eiseres in principe beroep kan instellen tegen het niet tijdig beslissen. Echter, de rechtbank stelt vast dat eiseres op 4 oktober 2022 verweerder in gebreke heeft gesteld, terwijl de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is de ingebrekestelling prematuur en zijn de voorwaarden voor het instellen van beroep niet vervuld.
Gelet op deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.