ECLI:NL:RBDHA:2022:14051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
AWB 22/6465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake visum kort verblijf door prematuur ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres op 16 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 mei 2022, waarin de minister van Buitenlandse Zaken de aanvraag van eiseres voor een visum kort verblijf heeft afgewezen. Eiseres heeft vervolgens op 26 oktober 2022 beroep ingesteld, omdat er geen tijdige beslissing op het bezwaar was genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien verweerder geen verweerschrift heeft ingediend.

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Dit betekent dat eiseres in principe beroep kan instellen tegen het niet tijdig beslissen. Echter, de rechtbank stelt vast dat eiseres op 4 oktober 2022 verweerder in gebreke heeft gesteld, terwijl de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is de ingebrekestelling prematuur en zijn de voorwaarden voor het instellen van beroep niet vervuld.

Gelet op deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 22/6465
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

gemachtigde: mr. M.B. Ullah,
en

De minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 16 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 mei 2022, waarin verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een visum kort verblijf heeft afgewezen.
Eiseres heeft op 26 oktober 2022 beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
2. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. In artikel 72, tweede lid, van de Vw [1] is bepaald dat een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een machtiging tot voorlopig verblijf, voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijk wordt gesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens deze wet.
4. In artikel 76 van de Vw is bepaald dat indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking omtrent de afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf, bedoeld in artikel 1a, onderdeel b van de Vw, de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 of 20, dan wel de ongewenstverklaring als bedoeld in artikel 67, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, Awb, wordt beslist binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Ingevolge artikel 7:10, tweede lid van de Awb wordt de termijn opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Ingevolge artikel 7:10, derde lid, van de Awb, kan de beslissing worden verdaagd voor ten hoogste zes weken.
5. Verweerder heeft op 17 augustus 2022 de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd en heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om de ‘Vragenlijst visumaanvraag’ in te vullen en de gronden van het bezwaarschrift aan te vullen. Verweerder heeft eiseres hiervoor een termijn van twee weken gegeven. Op 29 augustus 2022 heeft eiseres hieraan gehoor gegeven. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 10 november 2022 op het bezwaar had moeten beslissen.
6. Eiseres heeft verweerder op 4 oktober 2022 in gebreke gesteld. Op het moment van de ingebrekestelling was de beslistermijn nog niet verstreken, zodat de ingebrekestelling prematuur is. Dit betekent dat in dit geval niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000