ECLI:NL:RBDHA:2022:14048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
09-146829-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en vernieling in relatie tot ex-partner

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Den Haag een 37-jarige man veroordeeld voor poging tot zware mishandeling van zijn ex-partner en voor het vernielen van haar mobiele telefoon en laptop. De feiten vonden plaats op 12 juni 2022 in Gouda, waar de verdachte zijn ex-partner aanviel door haar te slaan en haar keel dicht te knijpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar enige tijd zijn arm om de nek van de aangeefster had gelegd, maar dat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had op haar dood. Wel was er sprake van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft de spullen van de aangeefster vernield, wat ook bewezen werd verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 maanden op, waarbij de omstandigheden van de zaak, zoals de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, in overweging werden genomen. De rechtbank weigerde een vrijheidsbeperkende maatregel, omdat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte zich in de buurt van de aangeefster zou begeven, aangezien zij zich inmiddels in het buitenland had gevestigd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/146829-22
Datum uitspraak: 23 december 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22 september 2022 (pro forma) en 9 december 2022 (inhoudelijke behandeling). Bij beslissing van 12 december 2022 is de voorlopige hechtenis opgeheven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. de Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.G.P. Glas naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Gouda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, (enige tijd) (met kracht) de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/geduwd en/of dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Gouda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (enige tijd) (met kracht) de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/geduwd en/of dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Gouda zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door
- een kastdeur tegen het hoofd van [slachtoffer] te slaan en/of
- ( enige tijd) (met kracht) de keel van [slachtoffer] dicht te knijpen/duwen en/of dicht te houden;
2
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Gouda opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of een laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Op specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 ten laste gelegde, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair (poging doodslag)
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag moet worden vastgesteld dat de verdachte het opzet heeft gehad op de dood van de aangeefster.
De rechtbank ziet in het dossier, mede gelet op de ontkenning van de verdachte dat het zijn bedoeling was om aangeefster iets aan te doen, onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de verdachte ‘vol’ opzet had op de dood van aangeefster.
De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of sprake was van voorwaardelijk opzet. Daarvan is sprake als de kans dat een gevolg zal intreden aanmerkelijk te noemen is en de verdachte die aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard. Dit laatste wordt ook aangenomen als de gedragingen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van aangeefster dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich van de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust is geweest en deze heeft aanvaard.
De rechtbank leidt uit het procesdossier af dat de verdachte weliswaar enige tijd (een aantal seconden) zijn arm om de nek van aangeefster heeft gelegd en daarmee haar keel heeft dichtgedrukt, maar dit betekent niet automatisch dat de kans op de dood van aangeefster aanmerkelijk te noemen was. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de rechter-commissaris in het vooronderzoek heeft gesproken met een forensisch arts, die heeft verklaard dat bij een verwurging meerdere minuten ononderbroken samendrukkend geweld op de hals moet worden uitgeoefend voordat iemand als gevolg daarvan zal overlijden. De rechtbank kan in deze zaak – nu de verklaringen daarover uiteenlopen – niet vaststellen hoe lang de verdachte de keel van aangeefster precies heeft dichtgedrukt en kan daardoor evenmin vaststellen dat de kans op de dood aanmerkelijk te noemen was. Daardoor kan niet bewezen worden verklaard dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangeefster.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair (poging zware mishandeling)
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling, staat naar het oordeel van de rechtbank wél vast dat verdachte het voorwaardelijk opzet had om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank acht in dat verband het volgende van belang.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte aangeefster met zijn arm bij haar keel heeft vastgepakt. Dat dit met kracht is gebeurd en dat aangeefster daardoor secondenlang niet heeft kunnen ademhalen – zoals zij zelf heeft verklaard – vindt steun in de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij haar keel ongeveer 10 tot 15 seconden heeft dichtgeknepen. Ook zag de politie vlak na het voorval verwondingen op de nek van aangeefster.
Verder is het een feit van algemene bekendheid is dat de hals en de daarin aanwezige luchtweg en slagaders maken dat sprake is van een kwetsbaar onderdeel van het lichaam.
De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat uit de hierboven genoemde verklaring van de forensische arts blijkt dat iemand die in een verwurgingsgreep wordt genomen al snel buiten bewustzijn kan raken (al vanaf 20 seconden) en dat als gevolg daarvan letsel kan ontstaan, waaronder uitval van belangrijke hersenfuncties. Dit alles leidt tot de conclusie dat de kans op zwaar lichamelijk letsel in dit geval aanmerkelijk was.
De rechtbank is verder van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich van de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust is geweest en dat hij deze kans ook heeft aanvaard.
Feit 2
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar telefoon en haar laptop heeft vernield. De verdachte heeft dit bekend.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat dat de onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1 (subsidiair)
hij op 12 juni 2022 te Gouda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, enige tijd met kracht de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 12 juni 2022 te Gouda opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon en een laptop, die aan [slachtoffer] toebehoorden, heeft vernield.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen, te weten: een contactverbod met de aangeefster voor de duur van 5 jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een veroordeling een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist en heeft daarbij gewezen op jurisprudentie en op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en die van de Rechtspraak.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft spullen van de aangeefster vernield, haar geslagen, haar vervolgens in een wurggreep genomen en haar keel gedurende enige tijd dichtgedrukt. Dit is een volstrekt disproportionele reactie op de mededeling van aangeefster dat zij de relatie met de verdachte wilde beëindigen. Gelukkig is het letsel beperkt gebleven maar slachtoffers van zulke feiten kunnen als gevolg daarvan nog langere tijd last hebben van gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van de verdachte van 7 september 2022.
De LOVS-oriëntatiepunten bieden bij een zware mishandeling waarbij zeer zwaar letsel wordt toegebracht een gevangenisstraf van 8 maanden als vertrekpunt. In dit geval gaat het om een poging tot zware mishandeling. Verder weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat het is gebeurd in de eigen woning van aangeefster en de verdachte en dat de verdachte ook haar spullen heeft vernield.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden recht doet aan de ernst van de feiten en daarom passend en geboden is.
Voor het opleggen van de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel ziet de rechtbank geen aanleiding. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte het voornemen of redenen heeft om zich in de buurt van de aangeefster te begeven. Bovendien heeft zij zich inmiddels in het buitenland gevestigd.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 302 en 350 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (VIJF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. E.A.G.M. van Rens, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Goldstoff, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2022.
Bijlage
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022170926, van de politie eenheid Den Haag, Team opsporing district G, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 122).
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 12 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 26-27):
Pleegdatum/tijd : Op 12 juni 2022 om 16:10 uur
Wij wonen sinds januari op [adres] in Gouda. Ik had daar een kamer met [verdachte] .Ik zei tegen hem dat ik naar Polen vertrok. Hij werd heel boos op mij. [verdachte] viel mij gelijk aan, en pakte mij van achteren vast door zijn rechterarm hard om mijn nek te leggen en mij hard naar het bed te trekken. Toen [verdachte] mij op het bed gooide, kwam mijn hoofd op het dekbed terecht. Ik lag met mijn gezicht in het dekbed. Toen begon hij mij te wurgen. Heel snel merkte ik dat ik geen lucht meer kreeg. Ik voelde dat ik geen lucht meer kreeg. Ik voelde dat ik moest vechten om lucht. Ik voelde dat ik buiten bewustzijn raakte.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 7):
Omstreeks 16.10 uur kreeg de eenheid 7303 de melding dat er een vrouw, door een man gewurgd zou worden op [adres] te Gouda. Omstreeks 16.15 uur was ik daar als eerste ter plaatste. In het midden van de woonkamer trof ik het slachtoffer aan de keukentafel. Ik zag dat zij verschillende verwondingen op haar gezicht en nek had.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte bij de rechter-commissaris op 15 juni 2022, voor zover inhoudende:
U vraagt hoelang ik haar keel heb dichtgeknepen. Erg kort. U vraagt of ik kan aangeven bij benadering hoe lang dat is. 10 à 15 seconden. U vraagt hoe ik dat deed. Toen wij bij die kast stonden, was het duwen en trekken en toen kwamen wij beiden op het bed terecht. Op het bed waren wij aan het rollen. (Opmerking rechter-commissaris: de verdachte maakt een beweging met een arm voor zijn keel).
4.
Beschikking van de rechter-commissaris van 14 juli 2022 op een verzoek ingevolge artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De rechter-commissaris heeft op 13 juli 2022 contact opgenomen met een forensisch arts van het NFI, mevrouw B. Oude Grotebevelsborg. In dat gesprek heeft de forensisch arts het volgende verteld, zakelijk weergegeven:
Bij verwurging ga je niet dood omdat de luchtpijp wordt dichtgedrukt, maar door druk op de bloedvaten, waardoor de zuurstoftoevoer naar de hersenen stopt. Voor het dichtdrukken van de aders is niet veel kracht nodig. Je kunt snel buiten bewustzijn raken, uit onderzoek naar verhanging is gebleken dat dat al vanaf 20 seconden kan zijn. Het duurt echter meerdere minuten, ongeveer twee minuten tot zeven minuten, voordat je eraan overlijdt, mits de samendrukkende kracht ononderbroken is. De gevolgen van verwurging kunnen variëren van gering letsel tot de dood. Er kan sprake zijn van belangrijke hersenfuncties die geheel of gedeeltelijk al dan niet blijvend uitvallen, en iemand kan bijvoorbeeld langdurig in coma terechtkomen.
Ten aanzien van feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 12 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 26-27):
Pleegdatum/tijd : Op 12 juni 2022 om 16:10 uur
Wij wonen sinds januari op [adres] in Gouda. Ik had daar een kamer met [verdachte] . Ik zei tegen hem dat ik naar Polen vertrok. Hij werd heel boos op mij. Toen zag ik dat [verdachte] mijn laptop en mijn telefoon pakte. Hij brak mijn laptop en telefoon letterlijk in tweeën.
2.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] Gouda), opgemaakt op 14 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 86-87):
Op 12 juni 2022, omstreeks 19:20 uur hebben wij de woning betreden.
Wij zagen dat:
- tussen deze kledingstukken diverse stukken van mobiele telefoons lagen, die
kennelijk doormidden gebroken waren (zie foto 10 en 21 tot en met 23);
- aan het hoofdeind van de bedden een grijze laptop lag, waarvan de buitenkant
gescheurd was.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte bij de rechter-commissaris op 15 juni 2022, voor zover inhoudende:
U vraagt of ik telefoons en een laptop kapot heb gemaakt. Zoals ik gezegd heb, waren wij aan het duwen en het trekken, dus het zou best kunnen dat het gebeurd is. Wij waren de telefoon van elkaar aan het al pakken. Als ik het mij goed kan herinneren, was de telefoon gebroken. Zij heeft eerst mijn laptop kapot gemaakt en toen heb ik haar laptop kapot gemaakt.