ECLI:NL:RBDHA:2022:14012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/09/637630 / JE RK 22-2317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 15 november 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoekschrift was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige01]. De ouders van [minderjarige01] zijn met elkaar gehuwd en gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. [minderjarige01] verblijft feitelijk bij zijn ooms en oma aan vaderszijde. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie van [minderjarige01], die externaliserend gedrag vertoont en in aanraking is gekomen met de politie. De ouders maken veel ruzie en staan niet open voor hulpverlening. Het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing was gebaseerd op de veronderstelling dat [minderjarige01] onvoldoende structuur en begeleiding ontvangt. De vader en moeder hebben echter aangegeven dat [minderjarige01] zich heeft gestabiliseerd sinds hij bij zijn oom en oma woont en dat hij regelmatig naar school gaat.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden is de kinderrechter van oordeel dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet aanwezig zijn. De kinderrechter wijst het verzoek af, omdat [minderjarige01] lijkt te zijn gestabiliseerd en er geen recente informatie is die wijst op een verslechtering van zijn situatie. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/637630 / JE RK 22-2317
Datum uitspraak: 15 november 2022

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 4 november 2022 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2006 te [geboorteplaats01] , Afghanistan,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw01] ,
hierna te noemen: de moeder,
beide wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen het verzoekschrift met bijlage(n), waaronder het Raadsrapport d.d. 2 november 2022.
Op 15 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] en mevrouw Lebelle namens de gecertificeerde instelling;
- de vader en de moeder, bijgestaan door een tolk in de Afghaanse taal.
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

- De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij zijn twee ooms en oma vaderszijde.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de periode van zes maanden en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de oom vaderszijde, voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Vanuit het CIT komen verschillende zorgen naar voren. De ouders maken veel ruzie met daarbij verbaal en soms fysiek geweld. Ze zitten niet op één lijn in de opvoeding, staan niet open voor de hulpverlening en bagatelliseren de problemen. Het gezin is aangemeld voor hulpverlening bij GO! voor Jeugd, maar dat is niet van de grond gekomen omdat de ouders hier niet voor openstaan en geen hulpvraag hebben. [minderjarige01] vertoont externaliserend gedrag, is zelfbepalend en komt afspraken niet na. Hij verzuimt veel op school en is in aanraking gekomen met de politie. Het is onduidelijk waarom [minderjarige01] (deels) bij zijn oom verblijft en wat daar precies de afspraken over zijn en welke verantwoordelijkheden hij draagt, onder andere ten aanzien van de zorg voor zijn oma. Er zijn zorgen dat [minderjarige01] onvoldoende structuur krijgt en er is onvoldoende zicht op zijn ontwikkeling en opvoedsituatie. De maatregelen zijn verzocht voor de duur van zes maanden omdat de hulp in het vrijwillige kader niet tot stand is gekomen en er snel zicht moet komen op de opvoedsituatie en de ontwikkeling van [minderjarige01] .
De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat het ingewikkeld zal zijn om zicht te krijgen op de opvoedsituatie van [minderjarige01] aangezien de hulpverlening al langere tijd is betrokken, maar nog geen zicht heeft gekregen. Hierdoor zal het lastig zijn om via de ondertoezichtstelling aan de doelen uit het Raadsrapport te werken.
De vader heeft naar voren gebracht dat hij de zorgen niet herkent. De vader heeft zicht op de schoolgang en opvoeding van [minderjarige01] . Sinds [minderjarige01] in Den Haag naar school gaat brengt de vader hem elke dag van oma naar school en haalt hem daarna ook weer op. De vader werkt in dezelfde winkel als de oom en heeft zicht op hoe het verblijf bij de oom verloopt. In het verleden heeft [minderjarige01] bij de ouders thuis wat van de problemen meegekregen waardoor hij niet regelmatig naar school ging. Een van de redenen dat hij bij de oom en oma woont is om tot rust te komen en dat heeft goed gewerkt. De afgelopen zes maanden is [minderjarige01] gestabiliseerd en gaat hij naar school en naar zijn sport. Hij komt drie dagen per week naar de ouders en heeft belangstelling gekregen om weer volledig bij hen te wonen. Een ondertoezichtstelling zal averechts werken voor hem.
De moeder heeft naar voren gebracht dat het averechts werkt als je [minderjarige01] iets probeert op te leggen. Dwang is niet de juiste methode voor hem. De afgelopen tijd heeft hij bij de oom en oma gewoond en is hij veranderd en gestabiliseerd. Eerst was hij niet enthousiast om weer bij de ouders te komen wonen, maar daar is hij nu wel toe bereid. Hij komt nu een paar dagen per week naar huis en gaat naar school en voetbal. De thuissituatie is verbeterd en er zijn geen ruzies meer.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor uithuisplaatsing niet, althans onvoldoende aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er zorgen zijn om [minderjarige01] vanwege de spanningen die hij heeft meegekregen in de thuissituatie door de conflicten tussen de ouders. Hij liet hierdoor zelfbepalend gedrag zien en spijbelde veel. [minderjarige01] woont sinds een paar maanden met toestemming van de ouders bij zijn oom en oma vaderszijde en lijkt hier meer tot rust te zijn gekomen. Hij zit nu in Den Haag op school en gaat vrijwillig een paar dagen per week naar de ouders en voetbalt daar ook. De hulpverlening is in het vrijwillig kader onvoldoende van de grond gekomen, maar [minderjarige01] lijkt meer gestabiliseerd en er is geen recente informatie waaruit blijkt dat zijn schoolgang in Den Haag niet goed verloopt. Er is veel steun vanuit het netwerk van de ouders en indien de zorgen omtrent de schoolgang en het gedrag van [minderjarige01] weer toenemen zullen deze (via school en de leerplichtambtenaar) weer bij de Raad terechtkomen. De kinderrechter acht de verzochte maatregelen op dit moment niet noodzakelijk en zal het verzoek daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling;
wijst af het verzoek tot machtiging [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022 door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.