Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Beschikking van de kinderrechter
Afwijzing ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
[de man01] ,
[de vrouw01] ,
hierna te noemen: de moeder,
beide wonende te [woonplaats01] .
Rechtbank Den Haag
Op 15 november 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoekschrift was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de opvoedsituatie van [minderjarige01]. De ouders van [minderjarige01] zijn met elkaar gehuwd en gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. [minderjarige01] verblijft feitelijk bij zijn ooms en oma aan vaderszijde. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie van [minderjarige01], die externaliserend gedrag vertoont en in aanraking is gekomen met de politie. De ouders maken veel ruzie en staan niet open voor hulpverlening. Het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing was gebaseerd op de veronderstelling dat [minderjarige01] onvoldoende structuur en begeleiding ontvangt. De vader en moeder hebben echter aangegeven dat [minderjarige01] zich heeft gestabiliseerd sinds hij bij zijn oom en oma woont en dat hij regelmatig naar school gaat.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden is de kinderrechter van oordeel dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet aanwezig zijn. De kinderrechter wijst het verzoek af, omdat [minderjarige01] lijkt te zijn gestabiliseerd en er geen recente informatie is die wijst op een verslechtering van zijn situatie. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.