ECLI:NL:RBDHA:2022:14010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/09/637551 / JE RK 22-2300
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 november 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 3 november 2022 is ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de gezondheid en ontwikkeling van [minderjarige01], die in een vervuilde woning verbleef bij zijn moeder en oma. De moeder heeft hulpverlening geweigerd en er zijn zorgen over haar opvoedvaardigheden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend, waarbij werd gesteld dat de situatie van [minderjarige01] onhoudbaar was.

Tijdens de zitting op 15 november 2022 heeft de kinderrechter de verklaringen van de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, haar advocaat en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling. De moeder heeft erkend dat de situatie thuis op 30 oktober niet leefbaar was, maar betwist dat dit een structureel probleem is. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de zorgen over de opvoedsituatie zodanig groot zijn dat uithuisplaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige01] van 16 november 2022 tot 3 februari 2023 vastgesteld en de gecertificeerde instelling gemachtigd om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat [minderjarige01] in een veilige omgeving verblijft, waar zijn gezondheid en ontwikkeling gewaarborgd zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/637551 / JE RK 22-2300
Datum uitspraak: 15 november 2022

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 3 november 2022 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2021 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Erkens, te Den Haag.

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 3 november 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld van 3 november 2022 tot 16 november 2022, alsmede machtiging verleend [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de overgrootouders tot 9 november 2022 en daarna in een voorziening voor pleegzorg tot het einde van de voorlopige ondertoezichtstelling en de behandeling voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking d.d. 3 november 2022;
- het artikel van de advocaat van de moeder, binnengekomen op 14 november 2022.
Op 15 november 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] en [naam03] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een hulpverlener van Middin, [naam04] .

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De zorgen bij de moeder en oma thuis ten aanzien van de gezondheid en de ontwikkeling van [minderjarige01] zijn erg groot. Middin is betrokken en hoewel het met de intensieve hulp die is ingezet na de geboorte oké ging, meent Middin dat de moeder 24-uurs begeleiding nodig heeft, bijvoorbeeld in een moederkind-huis. [minderjarige01] is nog erg jong en kwetsbaar en is blootgesteld aan een dermate vervuilde woning dat het zijn gezondheid in gevaar heeft gebracht. Daarnaast zijn er zorgen over verwaarlozing, de voeding en de kwetsbaarheid van de moeder. De moeder is nog erg afhankelijk van de oma en de oma heeft geblowd in het bijzijn van [minderjarige01] . Tot nu heeft de moeder de hulpverlening geweigerd en wilde ze niet met [minderjarige01] naar een moederkind-huis. De Raad hoopt dat de moeder met de jeugdbescherming in gesprek gaat om te kijken wat er nodig is. De komende periode moet onderzocht worden hoe het huis er nu uitziet en welke hulpverlening nodig is en of dat in een moederkind-huis kan. Het is van belang dat [minderjarige01] tot die tijd in een veilige omgeving kan blijven waar er goed wordt gelet op zijn gezondheid en ontwikkeling.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad en heeft naar voren gebracht dat er tot nu toe één begeleid bezoek is geweest tussen de moeder en [minderjarige01] en dat er een huisbezoek is geweest. Het huis was toen nog steeds niet op orde en onvoldoende hygiënisch en er was nog veel weerstand om mee te werken aan de hulpverlening bij de moeder en de oma. Het is positief dat de moeder ter zitting aangeeft dat zij wil meewerken aan een moederkind-huis. In het pleeggezin waar [minderjarige01] nu verblijft krijgt hij vast voedsel, maar dat weigert hij. Op dit moment is er nog onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de moeder.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. De moeder heeft naar voren gebracht dat het huis normaal nooit zo vies is als op 30 oktober, maar dat de katten ziek waren en ze veel nestjes hadden. Ze hebben geprobeerd de katten uit te plaatsen en ze zouden worden opgehaald door een stichting. De moeder wil liever niet naar een moederkind-huis, maar als het moet dan zal ze daar aan meewerken. De moeder heeft vroeger zelf op een groep gewoond en heeft niet altijd een positieve ervaring gehad met hulpverleners.
De advocaat heeft namens de moeder naar voren gebracht dat zij erkent dat de situatie thuis op 30 oktober niet leefbaar was, maar dat dit geen terugkerende of structurele situatie is. Middin komt al jaren over de vloer en heeft goed zicht op de leefbaarheid van de woning en heeft hier geen melding over gemaakt. Het gezin is het huis blijven schoonmaken, maar na 3 november is niemand meer komen kijken. Volgens de advocaat is er geen noodzaak voor een machtiging uithuisplaatsing en voorlopige ondertoezichtstelling. De woning is schoon genoeg en het gezin krijgt hulpverlening van Middin waardoor er genoeg zicht is. Het is onjuist dat [minderjarige01] geen vaste voeding zou krijgen. Dat kreeg hij wel maar weigerde hij. Met de oma is afgesproken dat ze buiten blowt en als het moet is de moeder bereid tot een opname in een moederkind-huis. Verder is ze ook bereid dat er opvoedondersteuning in het gezin komt en dit kan worden ingezet via Middin. De advocaat wijst ook op de noodzaak van de hechtingsrelatie tussen de moeder en [minderjarige01] en dat discontinuïteit in de hechtingsrelatie schadelijk is voor de ontwikkeling. [minderjarige01] wordt niet mishandeld, misbruikt of verwaarloosd en moet herenigd worden met de moeder. De advocaat maakt daarom bezwaar tegen de spoedmachtiging uithuisplaatsing en de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing en verzoekt de spoedmachtiging te vernietigen.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige01] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er ernstige zorgen zijn over de gezondheid en ontwikkeling van [minderjarige01] . Hij verbleef in een zeer vervuilde woning bij de moeder en de oma waardoor zijn gezondheid in gevaar is gebracht en er is sprake van een patroon waarbij het niet lukt om de woning langdurig schoon te houden. Verder zijn er zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder om [minderjarige01] te voorzien in zijn behoeften. Ze gaat niet met hem naar het consultatiebureau, terwijl hij problemen heeft met het eten van vast voedsel. De moeder is zelf kwetsbaar en afhankelijk van de oma, die in het bijzijn van [minderjarige01] heeft geblowd. De moeder stond niet open voor de hulpverlening waardoor het in het vrijwillig kader niet is gelukt om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen, maar het is positief dat zij ter zitting heeft aangegeven mee te zullen werken aan de inzet van opvoedondersteuning en een plaatsing in een moederkind-huis. Het gezin is bezig geweest met het opruimen van het huis, maar recentelijk bleek de situatie nog onvoldoende verbeterd. Mede gelet op de jonge leeftijd en de kwetsbaarheid van [minderjarige01] is het van belang dat er eerst onderzoek wordt gedaan naar de opvoedsituatie en dat hulpverlening wordt opgestart. Het is van groot belang dat [minderjarige01] in een veilige omgeving zal verblijven waar er zicht is op zijn gezondheid en ontwikkeling, voordat hij teruggaat naar de moeder.
Uithuisplaatsing is een ingrijpende maatregel die discontinuïteit brengt in de relatie van het kind met de opvoeder, hetgeen niet alleen onwenselijk maar zelfs beschadigend kan zijn. In het onderhavige geval zijn de zorgen over de opvoedsituatie echter zodanig groot, dat gesproken kan worden van verwaarlozing. De kinderrechter ziet onder de gegeven omstandigheden geen andere mogelijkheid dan uithuisplaatsing. Dit betekent uiteraard niet dat de gecertificeerde instelling achterover kan leunen. De gecertificeerde instelling dient voortvarend te gaan werken aan plaatsing van [minderjarige01] bij de moeder, al dan niet in een moederkind-huis.
De kinderrechter zal de verzochte maatregelen daarom toewijzen, te weten tot 3 februari 2023.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 16 november 2022 tot 3 februari 2023 voorlopig onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
en
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart zich onbevoegd de afgegeven spoedmachtiging te vernietigen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022 door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 december 2022.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.