In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 november 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 3 november 2022 is ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de gezondheid en ontwikkeling van [minderjarige01], die in een vervuilde woning verbleef bij zijn moeder en oma. De moeder heeft hulpverlening geweigerd en er zijn zorgen over haar opvoedvaardigheden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend, waarbij werd gesteld dat de situatie van [minderjarige01] onhoudbaar was.
Tijdens de zitting op 15 november 2022 heeft de kinderrechter de verklaringen van de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, haar advocaat en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling. De moeder heeft erkend dat de situatie thuis op 30 oktober niet leefbaar was, maar betwist dat dit een structureel probleem is. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de zorgen over de opvoedsituatie zodanig groot zijn dat uithuisplaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige01] van 16 november 2022 tot 3 februari 2023 vastgesteld en de gecertificeerde instelling gemachtigd om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat [minderjarige01] in een veilige omgeving verblijft, waar zijn gezondheid en ontwikkeling gewaarborgd zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.