ECLI:NL:RBDHA:2022:14008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/09/638570 / JE RK 22-2445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die op 22 november 2022 een verzoekschrift heeft ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige01], de vader en de moeder, gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat [minderjarige01] feitelijk in een pleeggezin verblijft. De ondertoezichtstelling van [minderjarige01] is oorspronkelijk ingesteld door de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam op 24 december 2019 en is sindsdien steeds verlengd. De laatste verlenging liep tot 24 december 2022. De kinderrechter heeft in deze beschikking geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01] en de onvermogen van de ouders om de veiligheid en verzorging te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van één jaar, tot 24 december 2023. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht

Zaaksgegevens: C/09/638570 / JE RK 22-2445

Datum uitspraak: 22 december 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 22 november 2022 ingekomen verzoekschrift van:
William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen.
De gecertificeerde instelling heeft aangegeven geen behandeling van het verzoek ter zitting te wensen.
Aan de belanghebbenden zijn bij brief van 23 november 2022 meldbrieven gestuurd, conform het bepaalde in artikel 6.1 van het procesreglement civiel jeugdrecht.

Verzoek

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Feiten

- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk in een pleeggezin.
- De kinderrechter van de rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking d.d. 24 december 2019 [minderjarige01] onder toezicht gesteld welke maatregel nadien steeds is verlengd, voor het laatst tot 24 december 2022.
- Voorts heeft de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam bij beschikking d.d. 11 mei 2021 machtiging verleend [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg welke machtiging nadien steeds is verlengd, voor het laatst tot 24 december 2022.

Beoordeling

De kinderrechter stelt op basis van controle via het Track&Trace systeem van PostNL vast dat is gebleken dat op 25 november 2022 is getekend voor ontvangst van de meldbrief die aan de moeder is gestuurd. De moeder heeft de meldbrief evenwel niet teruggestuurd, noch anderszins aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling van het verzoek.
Daarnaast wordt de vader geacht de meldbrief te hebben ontvangen, nu de meldbrief is gestuurd naar het adres waar hij volgens gegevens uit het systeem ingevolge de Wet BRP woonachtig is/ verblijft.
Hij heeft de meldbrief evenwel niet teruggestuurd, noch anderszins aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling van het verzoek.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, en artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling en voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] bestaan uit het hierna volgende. [minderjarige01] vertoont steeds meer negatief en heftig gedrag. Hiervoor is opvoedondersteuning ingezet voor de pleegouders. In overleg met de moeder is de omgang tussen [minderjarige01] en de moeder weer begeleid. Tijdens de omgangsmomenten wordt gezien dat de moeder het moeilijk vindt om zich te verplaatsen in [minderjarige01] en bij haar emoties aan te sluiten. Op dit moment is er geen contact tussen de vader en [minderjarige01] , omdat [minderjarige01] stellig aangeeft dat niet te willen. De vader heeft zich ook niet aan de afspraken gehouden tijdens de belmomenten. Hij heeft [minderjarige01] belast met beloftes die hij niet kan waarmaken, negatieve uitlatingen over de pleegouders en hij heeft informatie gevraagd aan [minderjarige01] waarvan hij wist dat dit voorlopig geheim zou zijn. Op school heeft [minderjarige01] behoefte aan duidelijkheid en structuur en vraagt ze regelmatig om aandacht. Ze vindt het moeilijk om haar emoties onder controle te houden. [minderjarige01] volgt speltherapie en komt daardoor meer tot haar gevoelens en vertelt meer over haar herinneringen en wat er is gebeurd. Er zijn zorgen over haar seksuele ontwikkeling. Ze is erg gefocust op mannen, maakte ongepaste opmerkingen en probeer een reactie uit te lokken bij anderen. Daarnaast heeft zij zorgelijke uitspraken gedaan die erop wijzen dat zij mogelijk slachtoffer is geweest van seksueel misbruik. De gecertificeerde instelling heeft aangifte gedaan en de zedenrecherche doet hier momenteel onderzoek naar. Beide ouders zijn niet in staat om de veiligheid van [minderjarige01] te kunnen waarborgen en de verzorging en opvoeding op zich te kunnen nemen. Ze kunnen onvoldoende aansluiten bij wat [minderjarige01] nodig heeft en zijn niet in staat om in haar belang keuzes te maken of te handelen. De gecertificeerde instelling is in afwachting van het onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming over het perspectief van [minderjarige01] en het gezag van beide ouders.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing moeten worden verlengd voor de verzochte duur van een jaar.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] van 24 december 2022 tot 24 december 2023 met behoud van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 24 december 2022 tot 24 december 2023, zijnde de datum waarop de ondertoezichtstelling afloopt;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.