ECLI:NL:RBDHA:2022:14006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
C/09/639957 / JE RK 22-2640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor wijziging van verblijf van minderjarige in spoedvoorziening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat betrekking heeft op de wijziging van het verblijf van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige01]. De minderjarige verblijft feitelijk bij de moeder, die staat ingeschreven op een adres in het arrondissement van de rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, waarin de voogd, vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, toestemming vraagt voor een wijziging van het verblijf van de minderjarige naar een pleegzorgvoorziening. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 1:336a BW en artikel 800, lid 3 Rv, waarbij de voogd stelt dat er sprake is van een onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder de benodigde toestemming voor de wijziging van verblijf niet verleent, ondanks dat zij de minderjarige gedurende ten minste een jaar heeft opgevoed. De rechtbank oordeelt dat het dringend noodzakelijk is om toestemming te verlenen voor de wijziging van verblijf, gezien de acute veiligheidsrisico's voor de minderjarige. De moeder heeft zich niet gehouden aan veiligheidsafspraken, wat heeft geleid tot een onveilige situatie. De rechtbank heeft daarom besloten om de voogd toestemming te verlenen voor de wijziging van verblijf van de minderjarige tot 3 januari 2023, en heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een zitting op 30 december 2022.

De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. M.P. Meeuwisse en is openbaar uitgesproken. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 21 december 2022. Belanghebbenden hebben het recht om binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep in te stellen, waarbij dit moet gebeuren door tussenkomst van een advocaat bij de griffie van het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/639957 / JE RK 22-2640
Datum uitspraak: 20 december 2022

Beschikking van de kinderrechter

Toestemming wijziging verblijf; spoedvoorziening

in de zaak naar aanleiding van het op 20 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de voogd,
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
met een BRP-adres te [woonplaats01] ,
feitelijk verblijvende te [verblijfplaats01] .

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.

Feiten

  • [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de moeder.
  • Bij beschikking van 6 januari 2021 van de rechtbank Amsterdam, die is verbeterd bij beschikking van 21 juli 2021, is [minderjarige01] onder voogdij gesteld van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het verlenen van (vervangende) toestemming voor wijziging in het verblijf van [minderjarige01] naar een voorziening voor pleegzorg op grond van artikel 1:336a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarbij is verzocht om, naar analogie van artikel 1:265i BW (wijziging in het verblijf in het kader van een ondertoezichtstelling), artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toe te passen. Dit houdt in dat, in verband met het onmiddellijke en ernstige gevaar voor de minderjarige, wordt verzocht de toestemming te verlenen zonder de belanghebbende(n) daarover te horen.

Beoordeling

De rechtbank acht zich bevoegd om het verzoek te beoordelen omdat [minderjarige01] bij de moeder verblijft, die staat ingeschreven op een adres dat in het arrondissement van de rechtbank Den Haag valt.
Op grond van artikel 1:336a BW behoeft de voogd toestemming van degenen die, met instemming van de voogd, de opvoeding en verzorging van de minderjarige tenminste een jaar op zich hebben genomen om de verblijfplaats van de minderjarige te wijzigen. Indien die toestemming niet wordt verleend (blokkaderecht), kan de voogd aan de rechtbank verzoeken om die toestemming te vervangen. Dit wordt slechts ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt. Op grond van de informatie uit het verzoekschrift en de bijlagen stelt de rechtbank vast dat [minderjarige01] gedurende ten minste een jaar door de moeder is opgevoed en verzorgd en dat de moeder de hiervoor bedoelde toestemming niet verleent.
In artikel 800, derde lid, Rv staat welke maatregelen zich lenen voor een spoedvoorziening. Hoewel artikel 1:336a BW daarin niet wordt genoemd, is de rechtbank van oordeel dat er, gelet op de feitelijke opvoedingssituatie en de wetsgeschiedenis [1] , aanknopingspunten zijn om artikel 800, derde lid, Rv toe te passen, naar analogie van artikel 1:265i BW.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat toestemming wordt verleend voor wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige01] . Het verhoor van de verzoeker en de belanghebbende kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige01] . De reden daarvoor is dat er ernstige zorgen zijn over de acute veiligheid van [minderjarige01] . Op 20 december 2022 zou de moeder samen met [minderjarige01] verhuizen naar het gezinshuis Alas. De moeder heeft zich echter niet aan de veiligheidsafspraken gehouden waardoor het gezinshuis de veiligheid van de moeder en [minderjarige01] en de overige bewoners niet kon waarborgen. De plaatsing kon hierdoor niet worden voortgezet. De moeder is vervolgens tegen de afspraken in samen met [minderjarige01] met de vader mee gegaan en het is onbekend waar de moeder en [minderjarige01] zullen verblijven. Uit telefonisch contact tussen de voogd en de moeder komt een zorgelijk beeld naar voren. Er is sprake van spanningen tussen de vader en de moeder hetgeen in het verleden heeft geleid tot huiselijk geweld. De moeder is onvoldoende in staat om keuzes te maken in het belang van [minderjarige01] en haar veiligheid te waarborgen. Er is een pleeggezin gevonden waar de veiligheid van [minderjarige01] gewaarborgd kan worden en er verder kan worden gezocht wat er nodig is.
Het verhoor zal op de hierna te melden zitting plaatsvinden.
Daarom zal nu als volgt worden beslist.

Beslissing.

De rechtbank:
verleent de voogd toestemming voor wijziging in het verblijf van [minderjarige01] tot 3 januari 2023;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de zitting van:
30 december 2022 te 15:30 uur;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering;
  • de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 december 2022.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting, Tweede Kamer 2008-2009, 32 015, nr. 3, p. 33.