ECLI:NL:RBDHA:2022:13968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
NL22.23992
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met internationale bescherming in Bulgarije

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die sinds augustus 2021 internationale bescherming geniet in Bulgarije. De voorzieningenrechter is ambtshalve op de hoogte van twee hoger beroepsprocedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die relevant zijn voor de beoordeling van de situatie van de verzoeker. De vraag die in deze procedures aan de orde komt, is of het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is voor personen met een internationale beschermingsstatus in Bulgarije, gezien de Bulgaarse wetgeving. De behandeling van deze hoger beroepsprocedures wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2023.

De verzoeker heeft tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaarde, beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 december 2022 behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker belang heeft bij het afwachten van de uitkomst van het beroep in Nederland, vooral gezien de lopende procedures bij de Raad van State. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een redelijke kans van slagen is voor het beroep van verzoeker en heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Het bestreden besluit is geschorst en de verzoeker mag niet worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens zijn de proceskosten van verzoeker vastgesteld op € 1.518,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23992

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.M. Weber),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Procesverloop

Met het besluit van 23 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd nietontvankelijk verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met het beroep (NL22.23990), op 13 december 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig de heer [de persoon] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft op [datum 1] een verzoek om internationale bescherming ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat hij sinds [datum 2] internationale bescherming heeft in Bulgarije. Met het besluit van 28 maart 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van [datum 1] niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft tegen dat besluit geen beroep ingesteld.
2. Op 17 oktober 2022 heeft verzoeker een nieuwe asielaanvraag ingediend. Om die aanvraag gaat het in deze procedure. Verweerder heeft de tweede asielaanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen relevante nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangevoerd.
3. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij heeft als nieuwe feiten en omstandigheden verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch, van 22 juli 2022 [1] en naar het AIDA-rapport, update 2021, over Bulgarije van 23 februari 2022. Daarnaast heeft verzoeker aangegeven dat hij met de IND heeft gesproken en dat aan hem is medegedeeld dat hij opnieuw asiel moet aanvragen. Bij de nieuwe asielaanvraag heeft verzoeker aangegeven dat de situatie in Bulgarije voor statushouders is verslechterd en dat in Bulgarije een wet is aangenomen die in strijd is met het Unierecht. Bij terugkeer naar Bulgarije zal hij in een situatie terecht komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 4 van het Handvest [3] .
4. Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat er bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) twee hoger beroepsprocedures [4] aanhangig zijn waarin sprake is van een vergelijkbare casuspositie als die van verzoeker. In de procedures bij de Afdeling zal onder meer worden ingegaan op de vraag of voor personen aan wie de Bulgaarse autoriteiten een internationale beschermingsstatus hebben verleend nog steeds geldt dat kan worden uitgegaan interstatelijk vertrouwensbeginsel, mede gelet op de Bulgaarse wetgeving. Uit navraag bij de Afdeling blijkt dat de behandeling van deze procedures vermoedelijk in het eerste kwartaal van 2023 zal plaatsvinden. Het oordeel van de Afdeling in de hoger beroepsprocedures kan van belang zijn voor het beroep van verzoeker.
5. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker er
belang bij heeft om de uitkomst van het beroep in Nederland te kunnen afwachten. Niet op
voorhand valt uit te sluiten dat dit beroep een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst
het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. Tegelijkertijd zal de rechtbank de behandeling van het beroep met zaaknummer NL22.23990 heropenen.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,00, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Bulgarije totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Zaaknummers: 202203963/1/V2 en 202206284/1/V3.