Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
2 juli 2021.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de verzoeker, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 2 juli 2021. De verzoeker heeft het beroep echter ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op verzoek van de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gereageerd op het verzoek. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de verweerder op 31 januari 2022 alsnog een beslissing genomen, waardoor de verzoeker is tegemoetgekomen. De verweerder heeft in zijn verweerschrift van 10 februari 2022 aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 379,50, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is.
De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is en veroordeelt de verweerder in de proceskosten die de verzoeker heeft gemaakt. De kosten worden vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van mening dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.