ECLI:NL:RBDHA:2022:13951
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 20 december 2022 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had op 7 november 2021 een asielaanvraag ingediend, waarvoor de beslistermijn zes maanden bedraagt volgens artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank constateert dat de staatssecretaris geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden om deze termijn te verlengen. Eiser heeft de staatssecretaris op 7 mei 2022 in gebreke gesteld, maar deze ingebrekestelling was prematuur omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep.
De rechtbank overweegt verder dat het feit dat er na de ingebrekestelling nog steeds geen besluit is genomen, niet leidt tot een geldige ingebrekestelling. Er is geen bewijs dat eiser de staatssecretaris na het verstrijken van de beslistermijn van zes maanden opnieuw in gebreke heeft gesteld. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.