ECLI:NL:RBDHA:2022:13941
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil over de asielaanvraag van een Syrische eiser. De eiser had op 17 maart 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid weigerde deze in behandeling te nemen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 december 2022 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De eiser betoogde dat de situatie voor asielzoekers in Italië verslechterd was door de recente politieke ontwikkelingen en dat hij, als gevolg van een uitzettingsbevel, niet zeker was of hij een asielaanvraag in Italië kon indienen. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de Italiaanse autoriteiten niet in staat zouden zijn om zijn asielaanvraag op een correcte manier te behandelen.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in beginsel mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de vrees van de eiser voor een verslechterde situatie in Italië onvoldoende was om dit beginsel te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.