ECLI:NL:RBDHA:2022:13939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
NL22.17926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onbetrouwbare identiteit en valse documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt te heten Rodrick Mwanza Mwela en afkomstig te zijn uit de Democratische Republiek Congo, heeft een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. Eiser heeft aangevoerd dat hij in 2018 is aangehouden en gemarteld vanwege zijn vermiste vader, die gezocht wordt door het huidige regime. De staatssecretaris heeft echter de identiteit van eiser in twijfel getrokken, onder andere vanwege het overleggen van valse documenten en inconsistenties in zijn verklaringen.

De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om zijn identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken, maar dat hij hierin niet is geslaagd. De rechtbank wijst erop dat eiser bij zijn aankomst in Nederland onder verschillende namen is geregistreerd en dat de overgelegde documenten niet authentiek zijn bevonden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is en dat het beroep ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17926

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.C. van Asperen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J. van Raak).

ProcesverloopBij besluit van 6 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.C. de Costa. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij Rodrick Mwanza Mwela heet, dat hij is geboren op [geboortedatum] en dat hij burger is van de Democratische Republiek Congo (DRC). Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2018 is aangehouden, gedetineerd en gemarteld in verband met zijn vermiste vader. Eisers vader was een militair onder het vorige regime en wordt door het huidige regime gezocht in verband met een poging tot een staatsgreep en aanzetting tot geweld. Aangezien eisers vader nog altijd vermist is, vreest eiser bij terugkeer dat hij opnieuw zal worden aangehouden en gedetineerd.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen naar aanleiding van werkzaamheden vader.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig worden geacht. De gestelde identiteit wordt echter niet geloofwaardig geacht, gelet op de verklaringen die eiser heeft afgelegd en de overgelegde (valse) documenten. Aangezien eisers relaas voor het overige rechtstreeks en volledig samenhangt met zijn identiteit, worden eisers problemen hierom al niet geloofwaardig geacht. Daarnaast acht verweerder het opmerkelijk dat eiser zeer weinig heeft weten te verklaren over zijn vader en diens situatie. Verweerder vindt het ook opmerkelijk dat eiser pas in februari 2020 de DRC heeft verlaten, terwijl zijn detentie in november 2018 plaats zou hebben gevonden. Gelet op de overgelegde valse kiezerspas en het valse Franse identiteitsdocument heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vw. [1]
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. Uit de besluitvorming blijkt dat verweerder niet alle verklaringen van eiser over de gebruikte personalia en de documenten op een rij heeft. Eiser heeft toegelicht waarvoor en wanneer hij de diverse aliassen heeft gebruikt. Voor zover beschikbaar heeft hij ook kopieën van de gebruikte documenten overgelegd. Bij de geboorteakte heeft hij meegedeeld dat het originele exemplaar op eerste verzoek van verweerder zou worden toegezonden voor onderzoek. Door het originele document niet voor onderzoek op te vragen, handelt verweerder in strijd met de samenwerkingsplicht. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet in redelijkheid aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij geen bevredigende verklaringen heeft gegeven voor het hanteren van verschillende personalia en het ontbreken van originele authentieke identificerende documenten. Verweerder miskent ook de omstandigheden van eisers vertrek uit de DRC en Cyprus. Nu verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat slechts de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig worden geacht, valt ook de belangrijkste motivering voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van het tweede element weg. Daarnaast betwist eiser dat hij weinig over zijn vader heeft verklaard of dat het opmerkelijk is dat eiser zijn land pas heeft verlaten in februari 2020, terwijl zijn detentie in november 2018 plaatsvond.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken en om een begin van bewijs daarvan te leveren. Hierin is eiser niet geslaagd.
6. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat hij bij zijn aankomst op Schiphol zowel een asielaanvraag als een nationaliteitsverklaring heeft ondertekend met de naam Junior Luc Mwela. Op basis van biometrische gegevens is eiser ook onder deze naam gesignaleerd in EU-Vis [2] . Daarnaast was eiser bij zijn inreis in het bezit van een Frans identiteitsdocument op naam van Junior Mwanza. Dit document is door de Falsificaten Schiphol Desk van de Koninklijke Marechaussee onderzocht en ver(vals)t bevonden. [3] Naar aanleiding van deze informatie bestaat reeds ernstige twijfel over de door eiser gestelde identiteit. Vervolgens heeft eiser ter onderbouwing van zijn (gestelde) daadwerkelijke identiteit een kiezerspas overgelegd. Uit het Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo (2021) blijkt dat de kiezerspas het belangrijkste identiteitsdocument is in de DRC. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 27 juni 2022 blijkt echter dat eisers kiezerspas afwijkt van het beschikbare referentiemateriaal. Bureau Documenten concludeert dan ook dat het document niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Daarom kan ook niet worden vastgesteld of de kiezerspas inhoudelijk juist is. Deze conclusie wordt door eiser niet betwist. Verweerder heeft de bevindingen van Bureau Documenten dan ook mogen betrekken bij zijn standpunt dat eiser zijn identiteit onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft verder kopieën overgelegd van een
attestation de naissance(geboortecertificaat), een
acte de naissance(geboorteakte) en een
jugement suppletif. Daargelaten dat dit kopieën zijn, betreffen dit geen identificerende documenten. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat deze geen aanleiding geven om nader onderzoek te verrichten naar de echtheid daarvan. De rechtbank volgt eiser wel in zijn standpunt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft tegengeworpen dat eiser het valse paspoort niet heeft overgelegd, aangezien hij heeft verklaard dat hij deze op het vliegveld in Cyprus heeft weggegooid en hij er daarom niet meer over kon beschikken. Dit laat echter onverlet dat eiser zich onverplicht van dit document heeft ontdaan. Deze omstandigheid leidt dan ook niet tot een ander oordeel ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling.
7. De asielmotieven van eiser hebben slechts betekenis tegen de achtergrond van zijn
gestelde identiteit. Eisers gestelde problemen hangen immers samen met het feit dat hij de zoon stelt te zijn van Mwanza Makwikila Sylvain. Nu verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser gestelde identiteit niet aannemelijk is, heeft verweerder het asielrelaas voor het overige niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Daarbij komt dat verweerder er in het bestreden besluit op heeft gewezen dat eiser, die stelt dat hij door de werkzaamheden van zijn (gestelde) vader in het leger wordt gezocht, niet weet wat die werkzaamheden inhielden. Dat eiser wel details heeft verstrekt over de positie van zijn vader en namen heeft genoemd van personen met wie zijn vader samenwerkte, doet daar niet aan af. Die details houden immers niet meer in dan dat zijn vader de rang van kolonel had. Ook heeft verweerder erop gewezen dat eiser pas in 2020, twee jaar na zijn gestelde detentie, de DRC heeft verlaten. Eisers uitleg dat hij voordien geen reden had om te vluchten en dat hij pas later, op aandringen van zijn vader, alsnog is gevlucht, heeft verweerder niet hoeven volgen. Eiser heeft immers verklaard dat zijn vader in april 2019 is vrijgekomen waarna hij er bij eiser op aandrong dat hij het land zou verlaten. [4] Eiser is echter pas in februari 2020 vetrokken zonder dat hij tussentijds problemen heeft ondervonden. Dit alles betekent eens te meer dat verweerder niet ten onrechte geen geloof heeft gehecht aan de verklaringen van eiser over de redenen van zijn vlucht.
8. Over de afwijzing als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw overweegt de rechtbank als volgt. In paragraaf C2/7.3 van de Vc [5] staat dat van misleiden in ieder geval sprake is als onder andere door de vreemdeling valse of vervalste identiteits- of nationaliteitsdocumenten zijn overgelegd en hij stelt dat deze echt zijn en/of wanneer een andere identiteit of nationaliteit uit de systemen naar voren komt dan opgegeven bij de IND. Gelet op het voorgaande is bij eiser gebleken van deze twee omstandigheden. De enkele stelling dat eiser niet wist dat de kiezerspas vals is, leidt, wat daarvan verder zij, niet tot een ander oordeel.
9. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
10. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Visuminformatiesysteem.
3.Proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel, p. 4.
4.Rapport nader gehoor, p. 11.
5.Vreemdelingencirculaire 2000.