ECLI:NL:RBDHA:2022:13913
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over proceskostenvergoeding in asielzaak na tijdige beslissing op aanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 december 2022, is de verzoeker, een asielzoeker, in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 21 oktober 2021 was ingediend. De verzoeker heeft op 1 juni 2022 beroep ingesteld, maar op 8 december 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, alsnog een beslissing genomen op de aanvraag, waardoor het beroep niet tijdig werd ingetrokken. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris aan de verzoeker is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag, waardoor het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond wordt toegewezen.
De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 379,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de waarde per punt en de wegingsfactor. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.