ECLI:NL:RBDHA:2022:1389

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
09/137715-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor deelname aan criminele organisatie en handel in cocaïne met bijkomende straf voor witwassen en bedreiging met vuurwapen

Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich als lid van een criminele organisatie schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne en witwassen. De verdachte heeft gedurende een jaar actief deelgenomen aan de drugshandel, waarbij hij ook betrokken was bij bedreigingen met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een leidende rol had binnen de organisatie en dat zijn activiteiten ernstige gevolgen hadden voor de volksgezondheid en de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen, waaronder contant geld en een personenauto, verbeurd verklaard. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hebben geleden door de bedreiging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat de bewezenverklaarde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/137715-21
Datum uitspraak: 23 februari 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats 1] ,
BRP- [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 25 augustus 2021, 17 november 2021 (beide pro forma) en 9 februari 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. I.A. van Straalen naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 9 februari 2022 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken, en dat daarom tegen de verdachte een strafrechtelijk financieel onderzoek als bedoeld in artikel 126 van het Wetboek van Strafvordering is ingesteld.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 februari 2022 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 april 2021 te Noordwijkerhout [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op korte afstand van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, ter hand te nemen en/of door te laden, althans een beweging te maken alsof hij een vuurwapen doorlaadt en/of
- met dat (vuur)wapen in de hand richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te lopen en/of te rennen en/of
- dat (vuur)wapen op [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden;
2.
hij op of omstreeks 22 april 2021 te Noordwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 600,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 22 april 2021 te Noordwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 230 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 22 april 2021 te Noordwijk munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 44 patronen Sellier & Bellot 9x19mm, voorhanden heeft gehad;
5.
hij op tijdstippen in de periode van 22 april 2021 tot en met 25 mei 2021 te Noordwijk en/of Hoofddorp, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) € 2.523,23 en/of een contant geldbedrag van (ongeveer) € 3.500 en/of een contant geldbedrag van (ongeveer) € 3.189,60, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van die/dat voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
(eigen)misdrijf;
6.
hij op tijdstippen in de periode van 22 april 2021 tot en met 25 mei 2021 te Noordwijk en/of Hoofddorp, althans in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te
bevorderen
- een hoeveelheid van 600,2 gram cocaïne,
- een contant geldbedrag van (ongeveer) € 2.523,23 en/of een contant geldbedrag van (ongeveer) € 3.500 en/of een contant geldbedrag van (ongeveer) € 3.189,60,
- een hoeveelheid ponypacks,
- een hoeveelheid verpakkingsmateriaal,
- een hoeveelheid versnijdingsmiddel,
- een (papieren) lijst met diverse namen en/of (bijbehorende) telefoonnummers,
- meerdere mobiele telefoons,
- een weegschaal en/of
- een (personen)auto (met [kenteken 1] ),
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
7.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 25 mei 2021 te Katwijk en/of Noordwijk en/of Leiden en/of Rijnsburg en/of Noordwijkerhout en/of Hoofddorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
8.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 25 mei 2021 te Katwijk en/of Noordwijk en/of Leiden en/of Rijnsburg en/of Noordwijkerhout en/of Hoofddorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
9.
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 25 mei 2021 te Katwijk en/of Noordwijk en/of Leiden en/of Rijnsburg en/of Noordwijkerhout en/of Hoofddorp, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere)
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of één of meer (nog) onbekende personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 8 tenlastegelegde en bewezenverklaring van de overige feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1, 8 en 9 ten laste gelegde bepleit. Daarnaast heeft hij partiële vrijspraak van het onder 5 (voor zover het de potten met muntgeld (€2.523,23), het bedrag van € 400,- dat op de eettafel is aangetroffen en het geld dat op de hotelkamer is aangetroffen (totaal €3.189,60) betreft), 6 (voor zover het de Volvo V40 betreft) en 7 (voor zover het de periode van april 2020 tot en met februari 2021 betreft) ten laste gelegde bepleit. Met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft hij zich op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard en met betrekking tot het onder 4 en 5 (voor zover het de € 3.100,- betreft uit het vakantiehuisje) ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het onder 8 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Elk bewijsmiddel wordt -ook in zijn onderdelen- slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [onderzoeksnummer] , van de districtsrecherche Leiden – Bollenstreek, met bijlagen, doorgenummerd:
  • pagina 1 t/m 1.876 van het algemeen dossier, aan te duiden met ‘AD’;
  • pagina 1 t/m 288 van het ‘Aanvullend procesdossier - Overige Dossiers’, aan te duiden met ‘OD’; en
  • pagina 1 t/m 280 van ‘ [procesdossier] ’, aan te duiden met PD.
Feit 1
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 februari 2022, voor zover inhoudende:
Het klopt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] achter mij aan reden op 22 april 2021. Ik ben tot stilstand gekomen met mijn auto, uitgestapt en naar hen toegelopen.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 22 april 2022 (p. 36-37 AD):voor zover inhoudende:
Vandaag, donderdag 22 april 2021, was ik samen met mijn broer. Het was omstreeks 12.40 uur. Ik zag toen een Volvo V40, grijs van kleur, op de [locatie 1] rijden. Het kenteken van de Volvo is [kenteken 1] . Ik zag dat [verdachte] de bestuurder was van de Volvo. Mijn broer draaide onmiddellijk zijn voertuig en reed achter [verdachte] aan. Ik zag dat de Volvo tot stilstand kwam. Mijn broer stopte onmiddellijk zijn auto. Ik zag dat [verdachte] uit zijn voertuig stapte.
Ik zag dat [verdachte] een zwart vuurwapen in zijn handen had. Ik zag dat [verdachte] een beweging
maakte wat leek op het doorladen van een vuurwapen. Ik hoorde ook een soort klik
beweging toen hij deze beweging maakte. [verdachte] liep joggend onze richting op. Ik zag dat
[verdachte] het vuurwapen op ons richtte. Ik dacht hij gaat schieten, ik was bang. Mijn broer reed
met de auto hard achteruit. Ik zag dat [verdachte] nog steeds in de richting van ons voertuig liep.
Hij had het vuurwapen nog steeds in zijn hand en gericht op ons.
3. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 22 april 2022 (p. 39-40 AD): voor zover inhoudende:
Vandaag reden we achter [verdachte] aan. Ik zag dat [verdachte] halverwege de Hoogweg tot stilstand kwam met zijn auto. Ik ben toen direct gestopt. Ik zag dat hij uitstapte. Ik zag dat hij in zijn hand een zwart handvuurwapen had. Ik zag en ik hoorde het geluid van het doorladen van het vuurwapen dat [verdachte] in zijn hand had. Ik zag dat [verdachte] het vuurwapen met gestrekte arm op ons richtte. Ik zag dat [verdachte] tegelijkertijd naar ons toe kwam rennen. Ik schrok me echt rot. Ik dacht echt dat [verdachte] zou gaan schieten. Hij richtte het vuurwapen met gestrekte arm naar mij toe.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 april 2022 (p. 42-44 AD), voor zover inhoudende:
Een gesprek is tussen [verdachte] (afgekort [verdachte] ) met [telefoonnummer 1] en een onbekende man (afgekort met NNM2) met [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer staat op naam gesteld van [naam 4] . Het gesprek vond plaats op 22 april 2021 omstreeks 12.40 uur en duurde 8 minuten en 17 seconden.
[verdachte] : Luister dan, [slachtoffer 1] zit achter me aan nu he.
[verdachte] : Ik ga hem 1 loesoe zo geven let op. Ik ben gewoon strapped, ik ben gewoon strapped hoor is geen stress.
[verdachte] : Hij is met die kanker bradda
*opmerking verbalisant; Gedurende een lang moment van stilte tussen [verdachte] en NNM2 hoor ik een auto hoog in de toeren achteruit rijden, een autodeur dichtslaan, een auto wegrijden met piepende autobanden en een aantal maal piepende autobanden en geluiden alsof er met een auto gereden wordt.
[verdachte] : ik stapte uit met die ding.
[verdachte] : Toen reden ze kanker hard weg maar ik ben nu loesoe bro.
Feiten 3 en 4
De rechtbank zal voor de feiten 3 en 4 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezenverklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
5. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 februari 2022;
6. Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt op 22 april 2021 (p. 79-80 AD);
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2022 (p. 90-91 AD);
8. Het proces-verbaal, opgemaakt op 7 mei 2022 (p. 1182 AD).
Feiten 2,5,6,7 en 9
9. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 februari 2022, voor zover inhoudende:
Ik woonde in het huisje op het [Recreatiepark] . De goederen die daar zijn aangetroffen waren van mij. Ik had die ten behoeve van de drugshandel, behalve de lijst met namen en telefoonnummers en de zak hennep. Ik heb in de periode van maart 2021 tot en met mei 2021 gehandeld in cocaïne. Ik wilde wat verdienen. Dit deed ik deels gezamenlijk met medeverdachte [naam 1] . Ik heb de prijzen gehanteerd die in de WhatsApp berichten te zien zijn, € 40,- en € 50,- euro normale of pure cocaïne en € 130,- als aanbieding. Ik deed aanbiedingen in het weekend. De aangetroffen € 3.100,- was opbrengst van de handel. Ik verbleef ook in Hotel [naam 5] . Alle goederen die daar zijn aangetroffen op de kamer die ik huurde, waren van mij. Ik heb vroeger gebruik gemaakt van het [telefoonnummer 3] . Naast mijn Wajong-uitkering had ik geen legaal inkomen.
10Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 april 2022 (p. 79-80 AD), voor zover inhoudende:
Op donderdag 22 april 2021, heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in een vakantiehuisje gelegen op het [Recreatiepark] . Adres van het recreatiepark betreft [adres 2] . Het nummer van het vakantiehuisje betreft [nummer 1] . Uit onderzoek is gebleken dat in het genoemde vakantiehuisje verdachte [verdachte] verblijft. Tijdens de doorzoeking zijn in de hierboven genoemde ruimtes de volgende goederen aangetroffen.
Ruimte A: Woonkamer
Eettafel
- 20 briefjes van 20 euro: totaal 400 Euro
- pot vol met muntgeld onbekend hoeveel
Stoel woonkamer
- 6 zakken met gevouwen en ongevouwen pony packs
Kast woonkamer
- Bovenste lade meerdere zakken met gevulde pony packs (drugs cocaïne)
- Middelste lade verpakkingsmateriaal en versnijdingsmiddel
- Onderste lade verpakkingsmateriaal
Ruimte B: Slaakamer 1
Nachtkastje
- contant geld (3x 200 Euro, 4x 100 Euro, 38x 50 Euro, 10x 20 Euro: totaal 3.100 Euro)
- Pot vol met muntgeld onbekend hoeveel
Ruimte D: Keuken
Keukenkastje rechtsboven
- zakje met munitiepatronen
Keukenkastje middelste boven
- Zwarte iPhone
Ruimte H: Personenauto
- personenauto, merk Volvo, type V40 [kenteken 1]
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2022 (p. 90-91 AD), voor zover inhoudende:
Op donderdag 22 april 2021 is er tijdens de doorzoeking van een woning gelegen aan [adres 2] , [nummer 1] te Noordwijk een grote hoeveelheid drugs aangetroffen. Op vrijdag 23 april 2021 heb ik onderzoek gedaan aan de aangetroffen drugs. Er werden in de woning een groot aantal wikkels/ponypacks met een witte poedervormige substantie en een substantie met kleine brokken. In totaal werden er 385 wikkels aangetroffen. Het totale bruto gewicht van de wikkels betrof 580 gram.
Ook werd er een kleine gripzak met een witte poeder/brokvormige substantie aangetroffen. Ik heb deze gripzak gewogen en dit betrof 20,2 gram bruto.
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 augustus 2021, met bijlagen (p. 1457-1461 AD), voor zover inhoudende:
Ik zag 385 toegevouwen papiertjes, met een totaal netto vastgesteld gewicht van 288,2 gram (weging Narcotica). Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAMJ7485NL.
Ik zag een gripzakje met rode rand, met hierin een witte substantie in poeder- en brokjesvorm met een totaal netto vastgesteld gewicht van 18,9 gram (weging Narcotica) .
Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAMJ7486NL.
Rapport NFIDENT
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAMJ7485NL
poeder en brokjes, wit, uit 288,2 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: vier
bevat cocaïne
Rapport NFIDENT
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAMJ7486NL
poeder en brokjes, wit, uit 18,9 gram; aantal in onderzoek: één
bevat cocaïne
13. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 mei 2021(p. 1184 AD), voor zover inhoudende:
Op donderdag 22 april 2021 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in een recreatiewoning gelegen aan de [adres 2] , [nummer 1] , te Noordwijk. In deze recreatiewoning waar de [verdachte] verbleef werden twee weckpotten aangetroffen vol met euro muntstukken. Het kleingeld is vervolgens afgestort bij de Nederlandse Bank en als eindresultaat zat er 2.523,23 euro aan muntstukken in.
14. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 januari 2021 (p. 29 AD), voor zover inhoudende:
Op zaterdag 19 december (de rechtbank begrijpt: 19 december 2020) 22:26 uur, zag ik 2 personen al een tijdje staan wachten op het hoekje bij de bibliotheek te Noordwijk. Na ongeveer 1 minuut zie ik een grijze Volvo V40 over de [locatie 2] aan komen rijden, voorzien van het [kenteken 1] . Ik zag dat de Volvo stopte op de kruising van de [locatie 2] met de [locatie 3] . Ik zag dat de twee personen die stonden te wachten richting de bestuurder van de Volvo liepen. Ik zag dat er iets werd overgedragen tussen de bestuurder en één van de 2 personen. Ik zag dat het contact maximaal 10 seconde duurde.
15. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 november 2020 (p. 30 AD), voor zover inhoudende:
Op vrijdag 13 november 2020 zagen wij een jonge man zitten op een elektriciteitskast tegen de gevel van [tankstation] , gelegen aan [adres 3] te Noordwijk. Wij zagen dat deze jonge man zenuwachtig om zich heen keek en opkeek bij elke personenauto die voorbij reed. Wij namen onopvallend zicht op deze jongen omdat wij, door zijn gedrag, locatie en tijdstip het vermoeden hadden dat hij een strafbaar feit zou gaan plegen, te weten het kopen van verdovende middelen.
Om 22:07 uur zagen wij dat er een grijskleurige Volvo V40 voorzien van [kenteken 1] het pompeiland op reed en stil ging staan nabij pomp 5 en 7. Bij het oprijden van de Volvo zagen wij de jonge man richting de Volvo lopen. Wij zagen dat hij plaatsnam als bijrijder in de Volvo. Na ongeveer 30 seconden zagen wij dat de bijrijder uitstapte op precies dezelfde locatie als waar hij ingestapt was. Wij zagen dat de Volvo wegreed.
16. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op 25 mei 2021 (p. 111-112 AD), voor zover inhoudende:
Op dinsdag, 25 mei 2021 werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de [hotelkamer] in hotel [naam 5] , gevestigd op [adres 4] Hoofddorp.
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
1 iPhone telefoon in zwart hoesje. Deze werd aangetroffen op de grond, naast het linkerbed.
1 iPhone telefoon in rood hoesje. Deze werd aangetroffen op het linkerbed.
1 zak met daarin een weegschaal en diverse lege Pony-packs.
De volgende geldbedragen werden tijdens de doorzoeking aangetroffen en inbeslaggenomen:
- 5 euro en 90 cent. Dit werd aangetroffen in een broekzak welke op de grond lag naast het rechterbed.
- 63 briefjes van 50 euro, in totaal 3.150,- euro. Dit werd aangetroffen in een bodywarmer welke over de linker stoel van het bureau lag.
- 33,70 euro aan muntgeld in de volgende munten: 6 munten van 2 euro. 12 munten van 1 euro. 10 munten van 50 cent. 16 munten van 20 cent. 11 munten van 10 cent. 8 munten van 5 cent. Deze werden aangetroffen in het eerdergenoemde schoudertasje welke hing om de rechterstoel van het bureau.
17. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 juni 2021 (p. 733-735 AD), voor zover inhoudende:
Ik heb een onderzoek ingesteld in de onder [verdachte] in beslag genomen telefoon met [telefoonnummer 4] . Ik heb een groot aantal van WhatsApp-gesprekken gelezen en in het grootste gedeelte van alle gesprekken komt de handel in drugs naar voren. Zo wordt met [telefoonnummer 4] met grote regelmaat een verkoopbericht verstuurd. Hierin worden bijvoorbeeld "Pure" en "norm" (normale) aangeboden en wordt er aangegeven dat ze 24/7 bereikbaar zijn.
Een voorbeeld van een aanbieding:
HET HELE WEEKEND:
1 PURE = €50,-
1 NORM. = €40,-
3 PURE = €130,-
3 NORM. = €100,-
24/7 bereikbaar
In de gesprekken tussen de verkoper ( [verdachte] ) en de afnemer worden er afspraken gemaakt over het aantal wat besteld wordt, de locatie waar de koper en verkoper elkaar ontmoeten, de tijdstippen en hoelang het nog duurt voor de verkoper er is. Ook wordt er in een aantal gesprekken het merk en type auto aangegeven waarin de verkoper zit. Een aantal van deze afnemers heb ik benaderd voor een verklaring.
[afnemer 1] verklaarde: "Ik heb een aantal keer iets besteld bij die persoon. Ik weet dat hij [verdachte] heet en dat hij oorspronkelijk uit Noordwijk komt. Ik bestel er sinds een aantal maanden af en toe wat. Ik bestel dan cocaïne. Ik betaal er 40 of 50 euro voor bij hem. [verdachte] is ongeveer 30 jaar, blank, heeft een normaal postuur en heeft kort haar. Hij rijdt in een Volvo. Als ik bij hem bestelde kwam [verdachte] het zelf afleveren.”
Uit analyse van het chatgesprek tussen deze afnemer en [verdachte] blijkt dat de afnemer op 10 april, 23 april, 06 mei, 12 mei en 13 mei 2021 een bestelling doet.
[afnemer 2] verklaarde: "Ik heb 1 keer iets besteld bij hem. Ik heb via WhatsApp 2 gram cocaïne besteld. Ik heb 100 euro betaald en heb 2 gram gekregen. In het WhatsApp gesprek zei die persoon dat hij iemand anders zou sturen. Een Nederlandse jongen met normaal postuur kwam het brengen en hij reed in een grijze auto."
Uit analyse van het chatgesprek tussen deze afnemer en [verdachte] blijkt dat de afnemer op 15 mei 2021 een bestelling doet.
[afnemer 3] verklaarde: “Ik weet dat degene met wie ik appte zichzelf [verdachte] noemde. Ik heb toen ik wilde via WhatsApp besteld. Ik heb toen 1 gram, een normale besteld voor 40 euro.”
Uit analyse van het chatgesprek tussen deze afnemer en [verdachte] blijkt dat de afnemer op
23 april, 08 mei en 13 mei 2021 een bestelling doet.
18. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 januari 2021 (p. 9-15 AD), voor zover inhoudende:
Op 9 april 2020 is de mobiele telefoon van [naam 6] in beslag genomen.
[naam 6] heeft via WhatsApp, onder andere, contact met het [telefoonnummer 3] welke is opgeslagen onder de [bijnaam] . Ambtshalve is mij bekent dat dit de bijnaam is van [verdachte] geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats 1] . Daarnaast stond er ook een foto met daarop een persoon bij het WhatsApp profiel welke door [verbalisant] is herkend als [verdachte] . In de WhatsApp-gesprekken tussen [naam 6] en [verdachte] vielen de volgende zaken op:
- [verdachte] schrijft dat hij weer 200 voor hem heeft liggen. (04-04-2020 te 11:35 uur)
- [verdachte] schrijft dat alles is verkocht en vraagt wanneer ze weer gaan. (04-04-2020 te 11:35 uur)
- [verdachte] laat weten dat iemand die ochtend alles kwam halen wat hij had staan. (04-04-2020 te 11:36 uur)
- [naam 6] reageert hierop door te zeggen dat het goeie handel is. (04-04-2020 11:36 uur)
[verdachte] laat weten dat [naam 6] naar [bedrijf 1] . Daar komt ene [naam 7] over 10 minuten in een zwarte polo aanrijden, want hij wil 1 p (=puur) hebben (11-11-2020 14:45 uur).
[verdachte] laat [naam 6] weten dat hij daarna naar [naam 4] (Binnenweg 30) moet voor 3p en daarna weer terug naar [bedrijf 1] omdat daar die gozer komt van de elektrische golf voor 1 normaal. (11-11-2020 15:01 uur).
[verdachte] stuurt [naam 6] naar [locatie 5] om 1 p te brengen (11-11-2020 te 17:22 uur)
[verdachte] vraagt of [naam 6] naar de [locatie 6] kan, naar [naam 8] voor 1 p, en daarna door naar [locatie 7] , voor 1 p en 1 normaal. [naam 6] laat weten dat het goed is (11-11- 2020 te 18:11 uur).
19. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 juli 2021(p. 1256-1257 AD), voor zover inhoudende:
Uit onderzoek is gebleken dat [afnemer 4] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 1] , geregeld bestellingen heeft gedaan. Op donderdag 15 juli 2021 spraken wij met [afnemer 4] . [afnemer 4] verklaarde dat hij al ongeveer een jaar bij [verdachte] cocaïne koopt. Dat hij 3 à 4 keer per week koopt en dat de kwaliteit goed is. Wij toonden een recente foto van [verdachte] . [afnemer 4] verklaarde dat is [verdachte] .
Wij toonden [afnemer 4] nog een foto. [afnemer 4] verklaarde [verdachte] dat is [naam 1] . Ik heb van hem 3 à 4 keer cocaïne gekocht.
20. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 april 2021 (p. 55-58, met bijlagen, p. 59-70 AD), voor zover inhoudende:
Er is een taplijn geplaatst op het [telefoonnummer 1] welke in gebruik was bij [verdachte] . In de periode van 25 maart 2021 tot en met 22 april 2021 is er groot aantal gesprekken over de taplijn gekomen die gaan over dan wel de handel in verdovende middelen dan wel gesprekken waarin [verdachte] personen aanstuurt om afnemers van drugs langs te gaan. Hierbij wordt er veel gesproken over locaties en bijnamen van de afnemers.
Gesprek tussen [naam 1] en [verdachte] op 25 maart 2021 om 20.10 uur.
[naam 1] geeft hierin aan dat ze een lekker rondje hadden gereden. [verdachte] antwoordt hierop dat als [naam 1] zijn best doet hij een klein fooitje krijgt.(bijlage p. 59)
Gesprek tussen [verdachte] en [naam 1] op 25 maart 2021 om 18.21 uur.
In dit gesprek belt [verdachte] met [naam 1] . [verdachte] noemt een aantal namen op waar bezorgd moet worden. [verdachte] noemt hierop [bedrijf 2] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] en [naam 12] .(bijlage p. 60)
Gesprek tussen [verdachte] en [naam 13] op 28 maart 2021 om 11.01 uur.
In dit gesprek hebben [verdachte] en [naam 13] het over dat “ [naam 1] ” ( [naam 1] ) is
Geveegd (aangehouden) door de scotoe (politie) en dat [naam 1] vast zit. [naam 13] vraagt later in dit gesprek of hij ( [naam 1] ) alle spullen bij zich had. [verdachte] antwoord hierop dat het niet veel was maar dat hij wel die werktellie bij zich had en dat hij daar van baalt.(bijlage p. 63)
21. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 juni 2021 (p. 113 PD), voor zover inhoudende:
Uit diverse chatgesprekken tussen [verdachte] en afnemers is gebleken dat [verdachte] tegen de afnemers zegt dat degene die de drugs komt brengen in een grijze Opel Astra rijdt. [naam 1] heeft sinds 29 maart 2021 een grijze Opel Astra voorzien van [kenteken 2] op naam.
In het voertuig van [naam 1] heeft een bepaalde periode een GPS-baken ingezeten. Om te bepalen of [verdachte] de Opel Astra van [naam 1] bedoelde heb ik de bakengegevens vergeleken met de afspraken die [verdachte] maakte met afnemers.
Gesprek begint op 24 mei 2021 omstreeks 00.10 uur. De afnemer bestelt voor 100 euro bij [verdachte] en noemt als [afspreeklocatie] . Omstreeks 00.20 uur geeft [verdachte] aan dat de bezorger er met twee minuten is en dat de bezorger met een grijze Opel Astra is.
Ik heb naar de bakengegevens gekeken van de Opel van [naam 1] . Hier is te zien dat het voertuig op 24 mei 2021 tussen 00.25 uur en 00.28 uur op de [afspreeklocatie] is en daar stil staat.
Gesprek begint op 23 mei omstreeks 02.03 uur. De afnemer bestelt 1 pure bij [verdachte] en ze spreken af dat er bij [adres 5] bezorgd moet worden. Omstreeks 02.15 uur stuurt [verdachte] :"Hij is er" en "Grijze Opel Astra".
Ik heb naar de bakengegevens rond dit tijdstip gekeken. Hier is te zien dat het voertuig van [naam 1] op 23 mei 2021 tussen 02.13 uur en 02.16 uur op [adres 5] in de omgeving van [nummers] in Noordwijkerhout is.
Gesprek begint op 23 mei 2021 omstreeks 00.15 uur. De afnemer vraagt of [verdachte] nog tijd heeft voor een Bakkie. [verdachte] zegt :"Tuurlijk waar ben je" waarop de afnemer antwoord " [adres 6] in nw" (Noordwijk). [verdachte] antwoord hierop :"Ik stuur hem langs" en de afnemer zegt hierop:" Top, laat het even weten als hij er is" Omstreeks 00.30 uur zegt [verdachte] :"Hij is er, Grijze Opel Astra en [naam 1] ".
Ik heb naar de bakengegevens rond dit tijdstip gekeken. Hier is te zien dat het voertuig van [naam 1] op 23 mei 2021 omstreeks 00.28 uur stil staat op [adres 6] in de omgeving van [nummer 2] in Noordwijk.
Gesprek begint op 23 mei 2021 omstreeks 01.24 uur. Hierin vraagt de afnemer aan [verdachte] : "Ben jij nog wakker voor 50 rauw" [verdachte] antwoord hierop: "Yess zoizo" De afnemer stuurt hierop het [adres 7] . De afnemer vraagt aan [verdachte] :"Hoe lang ongeveer" waarop [verdachte] antwoord: "20 max" Omstreeks 01.48 uur stuurt [verdachte] :"1 min is die er in een Grijze Opel Astra"
Ik heb naar de bakengegevens rond dit tijdstip gekeken. Hierop is te zien dat het voertuig van [naam 1] omstreeks 01.51 uur op de [adres 8] is.
22. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 mei 2021 (p. 151-152, met bijlage, p. 154-195 AD), voor zover inhoudende:
In een inbeslaggenomen iPhone 12 is een WhatsApp gesprek d.d. 25 april 2021 veiliggesteld tussen [naam 14] en [verdachte] . [verdachte] zegt hierin:
“Flink invalletje gehad. Dus een beetje verlies geleden maar we gaan gewoon door. Alles draait heb iemand voor de ochtend, en heb iemand voor de middag en heb 1 iemand die de financiën regelt. En 1 iemand die geld naar mij brengt. En ik heb die werktel gewoon. Dus alles is alweer strak georganiseerd.”(bijlage p. 166-181)
23. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 juni 2021(p. 929-934, met bijlage, p. 938-1002 AD): , voor zover inhoudende
Het [telefoonnummer 4] was in bezit en in gebruik bij [verdachte] . Het mobiele telefoonnummer dat [naam 2] gebruikt is [telefoonnummer 5] . De mobiele telefoon van [verdachte] is uitgelezen. Waar staat [telefoonnummer 4] wordt bedoeld [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ). Waar staat [telefoonnummer 5] wordt bedoeld [telefoonnummer 5] ( [naam 2] ).
WhatsApp-gesprek 14 mei 2021(Bijlage p. 969-984)
[telefoonnummer 4] - [adres 9] , 1 p €45. [naam 15] (11 :45) is die thuis
[telefoonnummer 5] - Ben der
(..)
[telefoonnummer 4] - [adres 10] zijkant van de flat, NIET aan de kant van blauwe. 1p
[telefoonnummer 4] - Daarna door weer naar [naam 15] die heb gepint. Je hebt de ochtendronde bro, dit zijn allemaal verslaafde
[telefoonnummer 4] - [locatie 8] . Nu
[telefoonnummer 5] - Omw
[telefoonnummer 4] - Welkom bij de ochtendronde, alle verslaafden en junken die hun laatste geld uitgeven
[telefoonnummer 4] - Weet je nog die plek waar we stonden met [naam 16] . In kw. Toen ik de deur ineens dicht deed bij [hotel] . Daar komt die zwarte straks weer heen en nu WEL compleet. 13:30
[telefoonnummer 5] - Omw
[telefoonnummer 4] - Daarna 13:45, zijkant parkeervakken [adres 11] 1 p. Wacht heb nog een adres in katwijk. [adres 12]
(…)
[telefoonnummer 5] - Heb nog 1 p in me zak gevonden. Moet die nog ergens heen?
[telefoonnummer 4] - [locatie 8]
[telefoonnummer 5] - Omw
[telefoonnummer 5] - Ben er
[telefoonnummer 4] - €120,- voor vandaag. Je hebt je best gedaan vriend
WhatsApp-gesprek 15 mei 2021 en aansluitend 16 mei 2021(Bijlage p. 988-1002)
[telefoonnummer 4] - [adres 13] , Noordwijk. 2p. daarna doorrijden [adres 14] . Daarna [adres 15] 2p
[telefoonnummer 5] - Ben er
[telefoonnummer 4] - katwijk nu
[telefoonnummer 5] -Omw
[telefoonnummer 4] - [adres 16] geld ligt op het wiel van keet van me huis. Ligt 20 euro fooi ook
(…)
[telefoonnummer 4] - [adres 17] . 1 p
[telefoonnummer 4] - [adres 18] 1 p
[telefoonnummer 4] - [adres 19] 3p €130
[telefoonnummer 5] - [adres 20] min
[telefoonnummer 5] - Zijn er
[telefoonnummer 5] - Heb nog 6p. 5 norm
[telefoonnummer 4] -12:55 parkeerplaatsje naast [bedrijf 3] 2p €80. [naam 4] 1p in de bus (nr30). [bedrijf 1] 1 p 1 n gratis, hij geeft jou 1000 gevouwen sealtjes mee
[telefoonnummer 5] - Zijn der. [bedrijf 3]
[telefoonnummer 4] - Rijd maar naar [bedrijf 1] eerst. Rijd is naar [bedrijf 4] bij de golfbaan. Bij [locatie 9] daar
(…)
[telefoonnummer 4] - 3p 130. [adres 21]
[telefoonnummer 5] - okee. Hele straat van vos
(…)
[telefoonnummer 4] - Acherkant [bedrijf 5] 1 p. [adres 22] , 1 p. [adres 23] 1 p
[telefoonnummer 4] - Na [adres 23] . [adres 24] , 2p. [adres 22] , 1 p. Je hebt €150,- verdiend. Goed bezig tijger. Betaal ik beter dan de snackbar?
24. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 juni 2021(p. 1021-1029, met bijlage, p. 1031-1147 AD), voor zover inhoudende:
Bij het analyseren van de datagegevens zijn er WhatsApp-berichten aangetroffen tussen [verdachte] en [naam 3] .
Met [telefoonnummer 6] wordt bedoeld [telefoonnummer 6] ( [naam 3] )
Met [telefoonnummer 4] wordt bedoeld [telefoonnummer 4] ( [verdachte] )
WhatsApp-gesprek 25 april 2021(bijlage, p. 1035)
[telefoonnummer 4] - [naam 3] heb links rechts weer wat gaatjes vrij om te werken dus mocht je interesse hebben. Je ben welkom
[telefoonnummer 6] - Topper ouwe reus heb nu nog geen werk dus komende dagen heb ik wel tijd
[telefoonnummer 4] - Zeg jij maar welke dagen, het gaat om de ochtenden, dus van 09.00 tot 13.00. Oke topper pak je elke ochtend leuk centje weer
WhatsApp-gesprek 27 april 2021(bijlage, p. 1037-1047)
[telefoonnummer 4] - Jaa hij doet nu ff een rondje kan je 13:00 starten. Dan is het van 13:00 tot 15:00 (of langer wat je zelf wil)
[telefoonnummer 6] - Is goed
(…)
[telefoonnummer 4] - [locatie 10] nw 1 p . 14:30 [bedrijf 1] achterin
[telefoonnummer 6] - Omw
[telefoonnummer 6] - Rabo gefixt
[telefoonnummer 4] - Bij [bedrijf 1] komen 2 boys in een zwarte werkbus. Hij krijgt altijd P voor 40,-
(…)
[telefoonnummer 4] - Daarna door naar [bedrijf 6] nw nog een x, komt een Engelse neger heen 1 p
(…)
[telefoonnummer 6] - Hoeveel wil [bedrijf 1] . 1?
[telefoonnummer 4] - 1 p, hij is er pas over 10 min zegt ie. Pfff
(…)
[telefoonnummer 4] - Hahah. Vind het allang leuk dat je weer rijd. Beste voor jou is de ochtend
[telefoonnummer 6] - Ik ook strijder blijft toch me diny. Jaa ochtend is goud
WhatsApp-gesprek 29 april 2021(bijlage, p. 1088-1102)
[telefoonnummer 4] - Als je achter [locatie 11] parkeert heb je ene slopje richting de [locatie 12] . Daar woont ie
(…)
[telefoonnummer 6] -Topper. [nummer 3] ?. Toch
[telefoonnummer 4] - Yes
[telefoonnummer 6] - Oke. Daarna?. [adres 25]
[telefoonnummer 4] - Yep
(…)
[telefoonnummer 6] - Gefixt. Ng al een? Of pauzr. Haha
[telefoonnummer 4] - 14:45 [naam 18] 14:55 [bedrijf 7] waar we net waren op parkeer
(…)
[telefoonnummer 4] - Rijd ff langs [bedrijf 1] .Eerst. Daar staan die boys [naam 19] . 1 p. Daarna [bedrijf 7]
(…)
[telefoonnummer 4] - [bedrijf 1] Leidse boys 1 p. [bedrijf 7] parkeer. [adres 26] 2p (appen als je bijna ben)
WhatsApp-gesprek 6 mei 2021(bijlage, p. 1104-1110)
[telefoonnummer 6] - Moet ff langs me ma der werk zo. Kan wel ff toch. Ff wat halen
[telefoonnummer 4] - Tuurlijk strijder
[telefoonnummer 4] - Je kan hele dag gewoon je ding doen. Als je maar ready ben als er geappt word
[telefoonnummer 6] – Tuurlijk
(…)
[telefoonnummer 4] - [adres 7] nog een keer 2p
(…)
[telefoonnummer 6] - 15 min
[telefoonnummer 4] - [adres 27] halverwege de straat 1 p
[telefoonnummer 6] - Jojo. Omw. Daarna door
25. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 juni 2021 (p. 1262-1271, met bijlage, p. 1272-1408 AD), voor zover inhoudende):
In het onderzoek zijn diverse mobiele telefoons inbeslaggenomen. Onder [verdachte] is een mobiele telefoon inbeslaggenomen met het [telefoonnummer 7] . De data van deze telefoon is onderzocht en veiliggesteld. Uit de veiliggestelde gegevens zijn de whats app gesprekken --veiliggesteld-tussen- de- [telefoonnummer 7] -in-gebruik-bij [verdachte] -en [telefoonnummer 2] in gebruik bij [naam 4] .
WhatsApp-gesprek 9 mei 2021(bijlage p. 1288-1293)
[verdachte] : Hoeveel heb je er nog? Hij moet grote lading. 3p. [adres 28] , Kwartiertje moet te doen zijn toch? [naam 4] op de terugweg 1p.
[naam 4] : Omw [naam 4]
(…)
[verdachte] : 2 p [naam 20] .
[naam 4] : Done
(…)
[verdachte] : rijden jullie nog in de buurt van Sass?
[naam 4] : Kunnen naar Sass. Welke straat in Sassem?
[verdachte] : [adres 29] .
[naam 4] : zijn er.
WhatsApp-gesprek 10-11 mei 2021(bijlage p. 1295-1304)
[verdachte] : Heb gezegd 20 min ong. Is goed toch?
[naam 4] : [verdachte] top. [naam 1] pakt hem ff met de auto
[verdachte] : [locatie 13] Oegstgeest.
[naam 4] : Topper
(…)
[verdachte] : [naam 4] 1p.
[naam 4] : Bon
(…)
[verdachte] : 3p bij me buurman van het park.
WhatsApp-gesprek 12 mei 2021(bijlage p. 1309-1316)
[verdachte] : [naam 21] 1p. [naam 22] 1p. [naam 23] 1p. [naam 24] Kw 3p. [naam 25] 1p. [naam 26] 1p. [naam 27] 1p [naam 28] . 21:30 [bedrijf 1] 3v100 [naam 29] . Laat [naam 1] goed versnellen
[naam 4] : Topper!
(…)
[verdachte] : [naam 26] . [naam 27] . [bedrijf 8] . [bedrijf 9] .
(…)
[naam 4] : [bedrijf 8] . Welk nummer. Done. 4 min [bedrijf 9]
[verdachte] : Pak [locatie 14] ook nog ff mee. Is precies op de route vanaf de molen naar [naam 30] . Zeg ff tegen [naam 1] heb weer 300 besteld van deze.
[naam 4] : 300 kilo goeiedag. Moet fred aan de bak
[verdachte] : [naam 31] 1p. [naam 32] [locatie 15] .
[naam 4] : Wanneer gaat het druk worden denk je?
(…)
[verdachte] : [bedrijf 10] . [locatie 16] 1p.
[naam 4] : Top. Done.
21. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 april 2021 (p. 246 AD), voor zover inhoudende:
Uit de draaitabel van de analyse van bankrekening NL 11 ABNA 0388 6387 91 op naam van:
Betrokkene:
Naam: [verdachte]
[voornaam]
[geboortedatum 2]
(de dochter van [verdachte] )
blijkt van vele betalingen door particulieren. Op 30 maart 2021 is vordering 126nc opgemaakt ter verkrijging van de NAW gegevens van deze particulieren.
Een uitdraai van deze betalingen is gehecht aan dit vonnis als bijlage I [de betalingen van p. 247 en 248].
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte de aangevers heeft bedreigd met een vuurwapen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangevers onbetrouwbaar zijn. De rechtbank acht de voor het bewijs gebezigde verklaringen echter voldoende betrouwbaar, omdat aangevers consequent zijn in hun verklaringen en die verklaringen steun vinden in de waarnemingen van de verbalisant die het tapgesprek tussen de verdachte en [naam 4] heeft uitgeluisterd.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet met een vuurwapen heeft gedreigd, maar dat hij met een ploertendoder in zijn hand uit zijn auto is gestapt. Deze verklaring acht de rechtbank onaannemelijk. Deze verklaring vindt geen steun in het dossier en wordt weersproken door het tapgesprek tussen de verdachte en [naam 4] , waarin de verdachte de woorden ‘
ik ben strapped’ en ‘
ik stapte uit met die ding, ze reden kankerhard weg’ gebruikt. Bovendien acht de rechtbank onaannemelijk dat de aangevers, die met zijn tweeën waren, zodanig van een ploertendoder onder de indruk zouden zijn geweest dat zij direct met hoge toeren en piepende banden zouden wegrijden.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 5 (witwassen)
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte in een periode van ongeveer een maand beschikte over in totaal € 9.212,83 aan contant geld, terwijl hij actief was in de drugshandel en naast zijn Wajong-uitkering geen legaal inkomen had. Van een deel van dit geld (€ 3.100,00) heeft de verdachte bekend dat dit opbrengst van de drugshandel was.
De verdachte heeft aangevoerd dat de op 22 april 2021 aangetroffen potten met muntgeld (met een totale waarde van € 2.523,23) en € 400,- op de eettafel niet afkomstig waren van de drugshandel of andere criminele activiteiten. Dit geld zou afkomstig zijn van zijn Wajong-uitkering. Daarnaast heeft de verdachte aangevoerd dat het geld dat op de hotelkamer is aangetroffen (totaal € 3.189,60) niet afkomstig was van de drugshandel of andere criminele activiteiten, maar dat hij dat geld had geleend van een vriend om zijn verblijf in het hotel te betalen.
De rechtbank acht de verklaringen van de verdachte onaannemelijk. De verdachte hield zich bezig met op grote schaal verstrekken van drugs aan eindgebruikers, waarvan bekend is dat dit gepaard gaat met contant geld, en (omdat het eindgebruikers betreft) ook met muntgeld. De verdachte had een Wajong-uitkering, maar gelet op de geringe inkomsten daaruit in verhouding tot de aangetroffen gelden en het feit dat de uitkering niet contant maar op de rekening van de verdachte werd uitbetaald, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de grote contante geldbedragen daarvan afkomstig zijn. De verklaring van de verdachte dat hij het geld dat op de hotelkamer is aangetroffen had geleend, heeft hij niet nader willen toelichten, waardoor ook voor dit bedrag geen legale herkomst is gebleken.
De rechtbank merkt op dat uit de wetsgeschiedenis van de wetsbepalingen over witwassen moet worden afgeleid dat niet alleen voorwerpen die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn hieronder vallen, maar ook voorwerpen die gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn. Als de criminele opbrengsten deels vermengd zijn geraakt met geld afkomstig van de uitkering van de verdachte, worden zij nog steeds aangemerkt als ‘mede’ of ‘deels’ uit misdrijf afkomstig.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 5 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 6 (voorbereidingshandelingen)
Bij de verdachte zijn op 22 april 2021 en 25 mei 2021 een grote hoeveelheid cocaïne, contante geldbedragen (met een totale waarde van € 9.212,83), ponypacks, verpakkingsmateriaal, versnijdingsmiddel, een lijst met namen en telefoonnummers, meerdere mobiele telefoons, een weegschaal en een Volvo V40 (met [kenteken 1] ) aangetroffen.
De verdachte heeft bekend dat de cocaïne, ponypacks, verpakkingsmateriaal versnijdingsmiddel, mobiele telefoons en weegschaal bestemd waren voor de handel in cocaïne. Volgens de verdachte waren de contante geldbedragen en de Volvo V40 echter niet bestemd voor de handel in cocaïne.
In het licht van de omstandigheden dat de verdachte al langer actief was in de handel in cocaïne (zoals hieronder nader wordt toegelicht) en dat die handel grotendeels wordt gefinancierd met contant geld, is de rechtbank van oordeel dat de contante geldbedragen bestemd waren voor de handel in cocaïne. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen van twee contactmomenten die op drugshandel duiden waarbij de Volvo V40 betrokken was. Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt volgens de rechtbank dan ook dat ook de Volvo V40 mede bestemd was voor de handel in cocaïne.
Ten aanzien van de feiten 7 en 9 (cocaïnehandel en deelname criminele organisatie)
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte alleen in de periode van maart 2021 tot en met mei 2021 gehandeld heeft in cocaïne en dat hij geen deel heeft genomen aan een criminele organisatie.
Cocaïnehandel
De rechtbank oordeelt dat zich in het dossier voldoende bewijs bevindt dat de verdachte zich ook vóór maart 2021 heeft bezig gehouden met handel in cocaïne. Zo blijkt uit gesprekken tussen de verdachte en [naam 6] uit april 2020 al dat zij toen cocaïne aan het dealen waren, waarbij [naam 6] door de verdachte werd aangestuurd. Tevens heeft een bij de politie bekende drugsgebruiker, [afnemer 4] , in juli 2021 verklaard dat hij al een jaar lang zo’n 3 à 4 keer per week cocaïne kocht bij de verdachte. Uit de bankgegevens van de dochter van de verdachte blijkt bovendien dat daarop in ieder geval al sinds 2019 veel particuliere stortingen plaatsvonden in bedragen die deelbaar zijn door de prijzen die [verdachte] hanteerde voor gebruikershoeveelheden cocaïne.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 7 ten laste gelegde.
Criminele organisatie
Om van een criminele organisatie te kunnen spreken moet sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en ten minste één ander persoon. Voorts moet deze organisatie een crimineel oogmerk hebben.
Zoals hiervoor overwogen hield de verdachte zich in de periode van 1 april 2020 tot en met 25 mei 2021 bezig met handel in cocaïne, tezamen en in vereniging met anderen. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte hierin een aansturende functie heeft gehad, dat hij [naam 6] , [naam 4] , [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] adressen stuurde waar zij langs moesten rijden en dat hij daarbij prijzen en hoeveelheden heeft genoemd. De GPS-gegevens van de grijze Opel Astra die in gebruik was bij [naam 1] zijn gecontroleerd en het blijkt dat telkens wanneer de verdachte tegen een afnemer vertelt dat een grijze Opel Astra de bestelling komt brengen, die grijze Opel Astra van [naam 1] inderdaad bij het genoemde adres verschijnt. Uit de tapgesprekken van 25 maart 2021 blijkt dit ook en blijkt dat [naam 1] ‘een fooitje’ kan verdienen. De verdachte spreekt verder met andere betrokkenen over ‘dat de handel goed gaat’, ‘ochtendrondes’, ‘alles is weer strak georganiseerd en ik heb die werktel gewoon’ (de rechtbank begrijpt: werktelefoon). Hij heeft het over ‘extra geld verdienen’ als bezorgers hun best doen. Hij zegt bijvoorbeeld tegen [naam 2] : ‘
Je hebt €150,- verdiend. Goed bezig tijger. Betaal ik beter dan de snackbar?’op 14 mei 2021, en ‘
€ 120,- voor vandaag’op 15 mei 2021. Op beide dagen volgen deze uitspraken na een gesprek waarin een hele reeks adressen, geldbedragen en gebruikershoeveelheden drugs voorbij zijn gekomen. Vergelijkbare gesprekken voert de verdachte met [naam 3] en [naam 4] . Na de aanhouding van [naam 1] op 27 maart 2021 zegt de verdachte in een afgeluisterd tapgesprek dat [naam 1] niet veel bij zich had, maar wel de ‘werktellie’. In een gesprek met [naam 14] zegt de verdachte dat hij ‘
iemand voor de ochtend en middag heeft, 1 iemand die de financiën regelten
‘de werktel heeft’. Uit de gesprekken blijkt ook dat de verdachte in korte tijd veel adressen, bestellingen en prijzen stuurt. De bezorgers worden letterlijk van adres naar adres gestuurd. De bezorgers vragen de verdachte ook om instructies en wat zij met hun laatste voorraad moeten doen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat zonder meer sprake is geweest van een organisatie met een zekere duurzaamheid en structuur en dat die als oogmerk had het handelen in cocaïne. Daarbij had de verdachte een leidende en coördinerende rol, waarbij in ieder geval [naam 6] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 2] en [naam 1] ondersteuning gaven door in opdracht van de verdachte cocaïne te bezorgen bij de adressen van afnemers, waar zij een vergoeding voor kregen.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 9 ten laste gelegde.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 9 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 22 april 2021 te Noordwijkerhout [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, ter hand te nemen en door te laden, althans een beweging te maken alsof hij een vuurwapen doorlaadt en
- met dat vuurwapen in de hand richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te lopen en
- dat vuurwapen op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten;
2.
hij op 22 april 2021 te Noordwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
3.
hij op 22 april 2021 te Noordwijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 230 gram hennep;
4.
hij op 22 april 2021 te Noordwijk munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 44 patronen Sellier & Bellot 9x19mm, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in de periode van 22 april 2021 tot en met 25 mei 2021 in Nederland een geldbedrag van
€ 2.523,23 en een geldbedrag van € 3.500 en een geldbedrag van € 3.189,60 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat
dievoorwerp
enafkomstig
warenuit eigen misdrijf;
6.
hij in de periode van 22 april 2021 tot en met 25 mei 2021 in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een hoeveelheid cocaïne,
- een geldbedrag van € 2.523,23 en een geldbedrag van € 3.500 en een contant geldbedrag van € 3.189,60,
- een hoeveelheid ponypacks,
- een hoeveelheid verpakkingsmateriaal,
- een hoeveelheid versnijdingsmiddel,
- meerdere mobiele telefoons,
- een weegschaal en
- een personenauto (met [kenteken 1] ),
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
7.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2020 tot en met 25 mei 2021 te Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid cocaïne;
9.
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 25 mei 2021 te Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
de verdachte en[naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en één of meer
anderepersonen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde lid Opiumwet;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, waarvan 14 maanden voorwaardelijk. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om een gevangenisstraf van 18 maanden op te leggen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 900 uur, en daarbij het deel dat door de verdachte meer in voorlopige hechtenis is doorgebracht dan de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, af te trekken van de taakstraf, waardoor de verdachte nog 720 uur zou moeten uitvoeren.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich als lid van een criminele organisatie ruim een jaar bezig gehouden met de handel in cocaïne, waarbij hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Dit deed hij op professionele wijze. De handel in cocaïne levert een gevaar op voor de volksgezondheid en leidt tot criminaliteit, wat veel overlast voor de samenleving veroorzaakt. Dit blijkt eens te meer uit het feit dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een vuurwapen en bezit van munitie. Aangezien de verdachte een leidende en sturende rol in de organisatie had, heeft hij daar een grote bijdrage aan geleverd. Hij heeft daarbij klaarblijkelijk alleen zijn eigen geldelijk gewin voor ogen gehad en heeft geen rekening gehouden met de negatieve gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 december 2021. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij zich in 2015 in Zweden is veroordeeld voor drugssmokkel van zodanige aard dat hij daar een gevangenisstraf van 3 jaren en 9 maanden voor opgelegd heeft gekregen.
Persoon van de verdachte
De verdachte heeft niet willen meewerken aan een reclasseringsrapportage. Daarom heeft de rechtbank maar beperkt zicht op de persoon van de verdachte. De rechtbank ziet een man van 27 jaren oud met een crimineel verleden die daar niet aan lijkt te kunnen of willen ontsnappen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en bij de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht de rechtbank een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maandenpassend en geboden. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank, gelet op de proceshouding en de houding van de verdachte naar de reclassering, geen aanleiding.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van €3.249,06, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit €3.000,00 aan immateriële schade en €249,06 aan materiële schade (bestaande uit eigen risico betaald voor een ziekenhuisbehandeling op 20 april 2021).
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van €875,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partijen hebben de rechtbank verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van €875,00. De door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade moet worden afgewezen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partijen. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen het door [slachtoffer 1] aangevoerde psychische leed en de bedreiging door de verdachte. Volgens de verdediging kan de gevorderde immateriële schade van de benadeelde partijen daarom tot hoogstens een bedrag van € 100 worden toegewezen.
De door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade moet volgens de verdediging worden afgewezen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade hebben geleden door het onder feit 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat door en namens de benadeelde partijen ter toelichting op hun vorderingen is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid voor beide benadeelde partijen vaststellen op een bedrag van € 500,00. De rechtbank zal de benadeelde partijen in hun vordering tot vergoeding van het meerdere aan immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade afwijzen, omdat deze is ontstaan voor de datum waarop tenlastegelegde gedraging plaatsvond.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 22 april 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vorderingen gedeeltelijk worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder feit 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hen is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte tweemaal de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 april 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle goederen die met verdovende middelen te maken hebben worden onttrokken aan het verkeer en dat de auto, het geld, de computers en de waardebon verbeurd worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdovende middelen, poeder, de plastic zakken en 72 enveloppen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezenverklaarde strafbare feiten zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De rechtbank zal deze dus onttrekken aan het verkeer.
De geldbedragen, personenauto, weegschaal, en telefoons zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. De rechtbank zal deze dus verbeurd verklaren.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de computers en de waardebon. Immers is niet gebleken dat zij verband houden met de bewezenverklaarde strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36c, 36f, 47, 56, 57, 285, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10, 11, 11 b van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I en II;
- 26 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 8 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 9 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van de feiten 2, 6, 7 en 9:
voortgezette handeling van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
en
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5:
eenvoudig witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
onttrekt aan het verkeer de op de beslaglijst onder 7 (1 STK zak), 8 (1 STK zak), 10, 11, 13 en 14 genummerde goederen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 (3.150 euro), 1 (1 STK personenauto), 2 (400 euro), 3 (3.100 euro), 5, 6, 7 (2.523,23 euro), 9, 15 en 16 genummerde goederen;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van de onder 2 (1 STK computer) en 3 (1 STK computer) en 4 genummerde goederen.
De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe voor een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de vordering tot immateriële schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk;
wijst af de vordering tot materiële schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde [slachtoffer 1] bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe voor een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 500,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen gijzeling. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde [slachtoffer 2] bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Paulides, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. C. van Hees, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 februari 2022.
Bijlage I: afdruk bankafschriften