ECLI:NL:RBDHA:2022:13880
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak met betrekking tot Syrische eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Syrische eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Denemarken volgens hem verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, welke door de voorzieningenrechter is toegewezen.
De rechtbank heeft op 18 oktober 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser betoogde dat hij niet naar Denemarken mocht worden overgedragen, omdat hij daar het risico loopt op indirect refoulement naar Syrië. Hij voerde aan dat Denemarken een ander beschermingsbeleid voert voor Syrische mannen die als reservist worden opgeroepen, en dat zijn asielvergunning in Denemarken is ingetrokken.
De rechtbank overwoog dat eiser niet heeft voldaan aan zijn bewijslast om aan te tonen dat er een reëel risico op indirect refoulement bestaat. De rechtbank concludeerde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat Nederland erop mag vertrouwen dat Denemarken zich houdt aan zijn verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Eiser heeft geen concrete informatie overgelegd die zijn stelling onderbouwt dat het beschermingsbeleid in Denemarken fundamenteel verschilt van dat in Nederland. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.