ECLI:NL:RBDHA:2022:13875
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van ernstige schade en bescherming in Colombia
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Colombiaanse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij en haar (stief)zus in Colombia bedreigd werden door een persoon genaamd [B], die haar zus onder valse voorwendselen naar de Turks- en Caicoseilanden had gelokt en haar daar gedwongen had tot prostitutie. Eiseres vreesde voor haar leven bij terugkeer naar Colombia, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat zij ernstige schade zou ondervinden in de zin van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de Colombiaanse autoriteiten in staat zijn om bescherming te bieden en dat eiseres onvoldoende inspanningen had verricht om deze bescherming te verkrijgen. De rechtbank verwierp ook het argument van eiseres dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat de situatie in Colombia niet zodanig was dat eiseres een reëel risico liep op ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.