ECLI:NL:RBDHA:2022:13872

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
NL22.21927 (beroep) en NL22.21928 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas met betrekking tot homoseksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een asielaanvraag van een eiser met de Pakistaanse nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 november 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De eiser stelde dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid niet terug kan keren naar Pakistan, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de homoseksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig vond. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat zijn verklaringen over zijn seksuele geaardheid te vaag en summier waren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen reëel risico bestond op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Pakistan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 3 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.21927 (beroep) NL22.21928 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

ProcesverloopBij besluit van 20 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL22.21927) ingesteld. Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening (NL22.21928) ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 22 november 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw V. Sharma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat ging vooraf aan deze zaak?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1985 en heeft de Pakistaanse nationaliteit. Hij heeft eerder asielaanvragen ingediend. Aan één van zijn eerdere asielaanvragen heeft hij ten grondslag gelegd dat hij Pakistan heeft moeten verlaten omdat hij van blasfemie werd beschuldigd en omdat hij problemen met de Mufti heeft gehad. Bij zijn vorige opvolgende asielaanvraag heeft eiser gesteld dat hij gevaar loopt vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft de voorgaande inhoudelijk behandelde asielaanvragen afgewezen, omdat hij het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig vindt. Deze afwijzingen staan in rechte vast.
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft aan zijn huidige asielaanvraag opnieuw ten grondslag gelegd
dat hij homoseksueel is en om die reden niet kan terugkeren naar Pakistan.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele geaardheid.
3.1.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt de gestelde homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig. Verder heeft verweerder eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de huidige aanvraag een opvolgende aanvraag is die niet niet-ontvankelijk is verklaard. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met eisers referentiekader tijdens het gehoor opvolgende aanvraag. Eiser heeft geen opleiding gevolgd en heeft wellicht een beneden-gemiddelde intelligentie, zodat het voor hem niet duidelijk was dat hij tijdens het gehoor geen verklaringen over de feitelijkheden, maar over de onderliggende emoties moest afleggen. Verweerder heeft daarom ten onrechte tegengeworpen dat eiser slechts vaag en summier heeft verklaard over zijn homoseksuele geaardheid. Verder is het asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Ten slotte heeft verweerder niet goed gemotiveerd gereageerd op het standpunt dat eiser risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [3] bij terugkeer naar Pakistan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Referentiekader van eiser
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas voldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Uit vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter volgt dat verweerder bij het inrichten van de asielprocedure in algemene zin voldoende maatregelen heeft genomen om een zorgvuldige en objectieve beoordeling van een asielrelaas te waarborgen waarbij rekening moet worden gehouden met de culturele achtergrond van de vreemdeling. [4] De rechtbank stelt vast dat eiser zijn standpunt over zijn gestelde beneden-gemiddelde intelligentie niet heeft onderbouwd. Ook heeft eiser niet nader gespecificeerd, aan de hand van concrete voorbeelden, op welk punt en op welke wijze verweerder tekort is geschoten in de ondervraging van eiser. Niet is gebleken dat eiser zijn asielrelaas niet goed naar voren heeft kunnen brengen tijdens het gehoor opvolgende aanvraag vanwege zijn gestelde beneden-gemiddelde intelligentie, opleidingsniveau en/of culturele achtergrond. Verder volgt uit de verslaglegging van dit gehoor dat de gehoorambtenaar heeft doorgevraagd en vragen heeft herhaald, zodat het voor eiser duidelijk kon zijn wat er precies met de vragen werd bedoeld.
5.1.
Gelet op het voorgaande, volgt de rechtbank eiser niet in zijn standpunt dat zijn vage en summiere verklaringen voortkomen uit het feit dat onvoldoende rekening is gehouden met eisers referentiekader. Verweerder mocht dan ook uitgaan van de verklaringen van eiser in het gehoor opvolgende aanvraag.
Homoseksuele geaardheid
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. Verweerder heeft hierbij terecht onder meer verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 28 september 2022, die in rechte vast staat, en waarbij het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn eerdere asielaanvraag vanwege gestelde homoseksualiteit, ongegrond is verklaard (NL22.17147). Verder overweegt de rechtbank daarover als volgt.
Vage en summiere verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid
6.1.
Verweerder heeft kunnen vaststellen dat eiser slechts vage en summiere verklaringen over zijn seksuele geaardheid heeft afgelegd. De verklaring van eiser dat hij geniet van de seks met zijn kamergenoot en meer zin in seks heeft gekregen sinds hij in bewaring is gesteld, geven onvoldoende inzicht in eisers beleving van zijn seksuele geaardheid. Ook de verklaring van eiser over wat het verschil is tussen zijn eerdere seksuele ervaringen en zijn seksuele contact met een kamergenoot in detentie, heeft verweerder summier en onvoldoende diepgaand kunnen vinden. De enkele verklaring dat de ene gebeurtenis in detentie, en de andere in een hotel plaatsvond, geeft geen inzicht in eisers ervaring van zijn homoseksualiteit. Dat het voor eiser mogelijk moeilijk is om hierover te praten, neemt niet weg dat van hem een persoonlijk en authentiek verhaal verwacht mag worden waarin inzicht wordt gegeven over zijn gedachten en gevoelens over zijn seksuele geaardheid. Dit kan eiser toegerekend worden, met name nu zijn vorige aanvraag ook is afgewezen omdat hij onvoldoende inzicht had gegeven in de beleving van zijn homoseksuele geaardheid.
Seks met zijn kamergenoot in detentie
6.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de gestelde seks met zijn kamergenoot in detentie ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Verweerder heeft hierover niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser heeft getwijfeld over wat de voornaam van deze man is en ook niet heeft kunnen aangeven wanneer deze gebeurtenis ongeveer heeft plaatsgevonden. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Van iemand die stelt dat hij seks met zijn kamergenoot heeft gehad, en zich op zijn seksuele geaardheid beroept, mag verwacht worden dat hij hierover duidelijker en uitgebreider kan verklaren. Daarbij heeft verweerder ook kunnen betrekken dat deze gestelde gebeurtenis
niet te verifiëren is.. Ook heeft verweerder terecht vastgesteld en meegewogen dat eiser op dit moment geen homoseksuele relatie heeft.
Wat betreft het argument van eiser op zitting, dat verweerder ten onrechte stelt dat het hebben van homoseksuele contacten zonder dat er een (liefdes)relatie is, niet genoeg is voor het aannemen van een homoseksuele geaardheid, oordeelt de rechtbank dat verweerder het al dan niet hebben van een relatie volgens Werkinstructie 2019/17, wel degelijk mag laten meewegen in de besluitvorming.
Het gebruik van voorwerpen bij intieme handelingen, het dragen van geen ondergoed en een erectiestoornis
6.3.
Daarbij heeft verweerder ook kunnen betrekken dat het gebruik van voorwerpen bij intieme handelingen, het niet willen dragen van ondergoed en een erectiestoornis de gestelde homoseksualiteit niet ondersteunen. Niet gesteld of gebleken is dat dergelijke handelingen, problemen en gedragingen alleen voorkomen bij mensen die homoseksueel zijn. Voor zover eiser bedoelt dat hij deze handelingen dwangmatig verricht en dat daar rekening mee moet worden gehouden, volgt de rechtbank eiser hierin niet. Eiser heeft dit namelijk niet met bewijsstukken onderbouwd.
Artikel 3 van het EVRM
7. Nu de homoseksuele gerichtheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig is gevonden, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Pakistan. Dat eiser dwangmatig handelingen zou verrichten leidt dus niet tot een ander oordeel. Van een motiveringsgebrek is daarom geen sprake.
Wat is de conclusie?
8. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
9. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat dit een opvolgende asielaanvraag is die inhoudelijk is behandeld.
10. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.R.W. Craanen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak op het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 31, eerste lid, en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie artikel 31, eerste lid en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:341, r.o. 6.6.