In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over het recht op een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres, die van 1 mei 2019 tot 30 april 2020 als producer werkzaam was, werd per 3 december 2020 door het UWV geen recht meer op een ZW-uitkering toegekend. Dit besluit volgde op een eerstejaars ZW-beoordeling en een rapportage van de verzekeringsarts, die concludeerde dat eiseres meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 19 april 2021.
Tijdens de zitting op 13 september 2022 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres betoogde dat zij nog steeds recht had op een ZW-uitkering en verwees naar een rapport van medisch adviseur J.A. Krol, waarin aanvullende beperkingen werden voorgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze beperkingen in een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen, maar de arbeidsdeskundige concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren binnen de gestelde urenbeperkingen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht hoe hij tot de urenbeperkingen is gekomen en dat de functies die aan eiseres zijn aangeboden, binnen deze beperkingen passen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres per 3 december 2020 geen recht meer had op een ZW-uitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.