ECLI:NL:RBDHA:2022:13859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
NL21.5267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Guinese eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij vreest voor de autoriteiten in Guinee. De eiser heeft verklaard te zijn gevlucht vanwege bedreigingen van zijn vader en vrees voor de autoriteiten, maar de rechtbank oordeelde dat de door de eiser overgelegde bewijsstukken, waaronder een politieverklaring, niet voldoende waren om zijn vrees te onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen contact meer had met zijn familie in Guinee en dat het onduidelijk was hoe hij op de hoogte was geraakt van de vermeende zoektocht naar hem door de autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de vrees van de eiser voor de autoriteiten ongeloofwaardig was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.5267

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Aynan).

ProcesverloopIn het besluit van 19 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 23 december 2021 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding en asielrelaas
1. Eiser is geboren op [datum] 1998 en heeft de Guinese nationaliteit. Hij heeft op 23 juli 2017 een asielaanvraag gedaan in Nederland. Die asielaanvraag is niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening daarvoor verantwoordelijk is [1] . Op het moment van de geplande overdracht was eiser echter met onbekende bestemming vertrokken. Na het verlopen van de overdrachtstermijn is de onderhavige asielaanvraag ingediend en deze is door verweerder inhoudelijk beoordeeld.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij is gevlucht uit Guinee door problemen met zijn vader vanwege zijn huwelijk en politieke opvattingen. Eiser wilde trouwen met een meisje van een andere stam en met een ander geloof. Eiser is islamitisch en behoort tot de Malinké en zijn geliefde is christelijk en behoort tot de Gressé. Eisers vader was het niet met eisers voornemen om met het meisje te trouwen eens en bedreigde eiser met de dood als hij eiser samen zou zien met dat meisje. Ook heeft eisers vader eiser bedreigd omdat hij sympathisant was van een andere politieke partij (de UFDG) dan de partij die eisers vader aanhangt. Dit was aanleiding voor eisers vader om hem dusdanig te mishandelen dat eiser twee weken behandeld moest worden in het ziekenhuis. In 2016 is eiser toch getrouwd met zijn geliefde, zonder toestemming van eisers vader. Eiser heeft vervolgens van zijn beste vriend gehoord dat hij werd gezocht door de autoriteiten, omdat eisers vader tegen hem een aanklacht heeft ingediend. Ook hoorde eiser van zijn moeder dat hij gezocht werd. Eiser is gevlucht uit Guinee, omdat hij vreest voor de autoriteiten.
Waarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen?
3. Verweerder gelooft weliswaar eisers verklaringen over de bedreiging door zijn vader vanwege zijn huwelijk en hun politieke verschillen. Verweerder is echter van mening dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij wordt gezocht door de autoriteiten en gelooft eisers verklaringen hierover daarom niet. Eiser heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd en uit openbare bronnen blijkt niet dat er sprake is van vervolging vanwege lidmaatschap van de UFDG. Nu eiser nog tien dagen in Guinee heeft verbleven na zijn huwelijk en Guinee enkel heeft verlaten vanwege de ongeloofwaardig geachte vrees dat hij in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat, wordt niet gevolgd dat eiser niet zou kunnen terugkeren naar Guinee. Daarnaast valt niet in te zien waarom eiser zich niet ergens anders kan vestigen.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser wordt gezocht door de autoriteiten en dat hij daarom bij terugkeer niet heeft te vrezen. De in beroep overgelegde kopie van de politieverklaring heeft verweerder niet tot een ander oordeel hoeven brengen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Overwegingen
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser de beroepsgrond dat sympathisanten van UFDG in het algemeen te vrezen hebben, heeft laten vallen. Eiser heeft ter zitting desgevraagd gesteld dat deze algemene vrees niet uit de door hem aangehaalde bronnen blijkt en dat hij ook geen andere stukken heeft om deze stelling te onderbouwen.
6. Eiser voert in de kern aan dat hij te vrezen heeft voor de Guineese autoriteiten omdat zijn vader tegen hem aangifte heeft gedaan. Dit heeft hij recent nog van familie gehoord. Eiser heeft ter onderbouwing hiervan in beroep een kopie van een politieverklaring overgelegd, waaruit blijkt dat eisers vader op 22 augustus 2016 (enkele dagen voor vertrek van eiser uit Guinee) tegenover de Guinese politie heeft verklaard dat eiser deel uitmaakte van de militante groep van de UFDG-partij die aanhangers van de RPG-partij hebben aangevallen op 2 en 3 oktober 2015. Deze aanval had meerdere doden en aanzienlijke materiële schade tot gevolg. Eiser zou sindsdien, dus vanaf 22 augustus 2016, worden gezocht door de Guinese autoriteiten.
7. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het onduidelijk is hoe eiser er van op de hoogte is geraakt dat hij gezocht wordt. Eiser heeft verklaard dat hij sinds 2018 geen contact meer heeft met familie of vrienden in zijn land van herkomst, omdat hij alle contacten is kwijtgeraakt. Eiser heeft niet nader geconcretiseerd hoe dat contact zou zijn hersteld.
8.
De rechtbank stelt verder vast dat ter zitting is gebleken dat eiser al sinds begin 2022 beschikt over het origineel van de politieverklaring, maar er bewust voor heeft gekozen om dit stuk in deze procedure niet in te brengen. Eiser wil de originele verklaring ten grondslag leggen aan een nieuwe asielaanvraag. De rechtbank zal daarom in deze uitspraak alleen ingaan op de overgelegde kopie en wat verweerder daarover heeft gesteld.
8.1
Dat standpunt van verweerder komt op het volgende neer:
- nu de overgelegde kopie niet op echtheid onderzocht kan worden, kan er niet de waarde aan worden gehecht, die eiser wenst.
- het is niet duidelijk hoe eiser aan het document is gekomen, nu eiser zelf heeft verklaard geen contact meer te hebben met mensen in Guinee en alle contacten is kwijtgeraakt. [2] - de inhoud van de verklaring is bevreemdend, omdat:
a. de verklaring is afgelegd op 22 augustus 2016, terwijl het document is afgegeven op 20 april 2021;
b. wordt gesproken over een incident dat heeft plaatsgevonden op 2 en 3 april 2015, waarbij eiser aanwezig zou zijn geweest, terwijl eiser daarover niets in zijn gehoor heeft verklaard en het wel om een ingrijpende gebeurtenis gaat;
c. in de verklaring staat dat eiser sinds het incident (2 en 3 april 2015) gezocht zou worden door de autoriteiten en dat niet overeenkomt met eisers verklaring dat hij pas na de mishandeling en aangifte door zijn vader wordt gezocht.
8.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee voldoende gemotiveerd dat het document onvoldoende is om eisers vrees te onderbouwen. Eiser heeft hier te weinig tegenin gebracht.
Eiser heeft gesteld dat niet hij, maar iemand anders het document heeft opgevraagd waardoor hij geen invloed op de datum op het document heeft gehad. Nog los van het feit dat eiser niet kan aangeven hoe hij in contact is gekomen met deze vriend, zorgt eisers verklaring op de zitting dat deze vriend naar de politie is gegaan om te vragen waarom zij op zoek waren naar eiser waarna de politie de overgelegde verklaring zou hebben opgesteld, enkel voor meer verwarring en onduidelijkheid.
Dat eiser niets over het incident heeft gezegd in het gehoor omdat verweerder hem daar niet naar heeft gevraagd, acht de rechtbank volgens vaste rechtspraak onvoldoende. Daar komt bij dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser zelf heeft verklaard dat hij pas vlak voor zijn vertrek werd gezocht door de autoriteiten en de autoriteiten dus niet al direct na het incident naar hem op zoek waren.
9. In het licht van al het voorgaande heeft eiser de vrees die hij stelt te hebben voor de Guinese autoriteiten niet aannemelijk gemaakt. Daarmee komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de vraag of sprake is van een vestigingsalternatief.
10. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij voor een reguliere verblijfsvergunning in aanmerking zou komen, heeft eiser dat verder niet geconcretiseerd waardoor deze stelling nergens toe leidt.
Conclusie
11. De rechtbank concludeert dat al wat eiser heeft aangevoerd geen reden geeft om te oordelen dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is daarom ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr.N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Besluit 29 augustus 2017, dat in rechte vast staat.
2.Pagina 9 van het nader gehoor.