ECLI:NL:RBDHA:2022:13855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3322
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag om AIO-aanvulling op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om zijn aanvraag voor een uitkering ingevolge de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) af te wijzen. Eiser had zijn aanvraag op 27 augustus 2020 ingediend, maar deze werd afgewezen bij besluit van 13 november 2020, omdat verweerder onvoldoende informatie had ontvangen over het vermogen van eiser, waaronder onroerend goed en bankrekeningen in Turkije. Eiser betwistte de afwijzing en voerde aan dat hij geen onroerend goed bezat en geen toegang meer had tot de bankrekeningen.

De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om de gevraagde informatie tijdig te verstrekken, wat hij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de enkele stelling van eiser dat de bankrekeningen waren opgezegd onvoldoende was om de afwijzing van de aanvraag te weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3322

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. U. Arslan)
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: mr. N. Diamant).

Inleiding

1. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om een uitkering ingevolge de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet (Pw) (hierna: de aanvraag) afgewezen bij besluit van 13 november 2020 (het primaire besluit). Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 13 april 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit.
2. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomenieraan: eiser, bijgestaan door mr. [A], kantoorgenoot van zijn gemachtigde, en M. Ermek, tolk in de Turkse taal, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiser heeft de aanvraag op 27 augustus 2020 ingediend. Verweerder heeft vervolgens op 12 oktober 2020 informatie van de gemeente Den Haag ontvangen waaruit blijkt dat eiser tot medio 2015 eigenaar was van grond en een woning in Turkije. Sinds
15 september 2015 staan de woning en grond op naam van de broer van eiser. Verder heeft eiser in 2016 bij een eerdere aanvraag om bijstand aan verweerder gemeld dat hij meerdere bankrekeningen in Turkije had. Verweerder heeft eiser vervolgens meermaals om informatie over de grond, de woning en de bankrekeningen gevraagd en deadlines gesteld. Eiser heeft die informatie niet aangeleverd. Vervolgens is de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen. In het bestreden besluit handhaaft verweerder die afwijzing. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het vermogen van eiser niet kan worden vastgesteld omdat eiser desgevraagd geen duidelijkheid heeft verschaft.
6. In beroep heeft eiser daartegen het volgende aangevoerd. Eiser betwist dat hij onroerend goed in Turkije heeft. Uit een overgelegd Turks document (uittreksel uit het kadaster) blijkt dat eiser niet over onroerend goed beschikt. Eiser heeft ook geen toegang meer tot de genoemde bankrekeningen in Turkije. Die zijn geruime tijd geleden opgezegd. Vanuit Nederland lukt het hem niet om een opzeggingsbewijs te ontvangen.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Het was aan eiser om verweerder de gevraagde informatie (tijdig) te verschaffen. Eiser heeft de gevraagde informatie niet verstrekt. De enkele stelling dat de bankrekeningen zijn opgezegd is onvoldoende. Niet duidelijk is of dit zo is en wat er met het saldo van de bankrekeningen is gebeurd. Alleen al het niet aantonen dat de bankrekeningen in Turkije zijn opgezegd maakt dat verweerder de aanvraag heeft kunnen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond.
9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 november 2022.
De griffier is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.