ECLI:NL:RBDHA:2022:13837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
21/2916
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag uitkering Participatiewet wegens onvoldoende gegevens

In deze zaak heeft eiser op 25 oktober 2020 een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingevolge de Participatiewet ingediend. De gemeente Leiderdorp, als verweerder, heeft de aanvraag op 30 november 2020 buiten behandeling gesteld omdat eiser niet alle gevraagde gegevens had ingeleverd. Eiser had eerder bijstand ontvangen van de gemeente Bloemendaal en er was een discrepantie tussen de door hem opgegeven informatie en de informatie van deze gemeente. Verweerder heeft eiser meerdere keren verzocht om aanvullende gegevens, waaronder bankafschriften en financiële gegevens, maar eiser heeft niet voldaan aan deze verzoeken. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de gevraagde gegevens heeft ingeleverd en dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag onvolledig was. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2916 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. J.C. Walker,
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering ingevolge de Participatiewet (Pw) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 17 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben ingestemd met schriftelijke afdoening. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 25 oktober 2020 een een bijstandsuitkering aangevraagd. Verweerder heeft eiser in de brief van 26 oktober 2020 verzocht bewijsstukken in te leveren die op zijn situatie van toepassing zijn.
1.1
Verweerder heeft daarnaast informatie bij het college van burgemeester en
wethouders van Bloemendaal opgevraagd, nu eiser eerder, tot 15 juni 2020, van deze gemeente bijstand ontving.
1.2
Verweerder heeft vervolgens vastgesteld dat een discrepantie bestaat tussen de
informatie die eiser heeft opgegeven bij zijn aanvraag en de informatie ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal. Om die reden heeft verweerder nader onderzoek gedaan naar de financiële situatie van eiser.
1.3
In verband met het onderzoek heeft verweerder in de brief van 5 november 2020
eiser verzocht voor 12 november 2020 aanvullende gegevens in te leveren.
Omdat vervolgens nog steeds een aantal gegevens ontbrak, heeft verweerder opnieuw op 18 november 2020 een brief gestuurd waarin om gegevens werd verzocht. Eiser diende deze gegevens vóór 25 november 2020 op te sturen.
2. De aanvraag is vervolgens in het primaire besluit buiten behandeling gesteld op de grond dat eiser niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is verzocht bankafschriften, financiële gegevens en recente bewijsstukken van zijn schulden in te leveren om meer inzicht te krijgen in zijn financiële situatie. Eiser heeft niet alle gevraagde gegevens ingeleverd. Niet gebleken is dat hem niet kan worden verweten dat hij niet alle gevraagde gegevens heeft overhandigd, aldus verweerder. Verweerder heeft daarbij nader gemotiveerd dat eiser over meerdere bankrekeningen beschikt terwijl hij bij de aanvraag één bankrekening heeft opgegeven. Verweerder heeft niet de beschikking gekregen over de bankafschriften van de rekeningen. Evenmin heeft eiser de gevraagde gegevens met betrekking tot zijn schulden verstrekt. Hetzelfde geldt ter zake van financiële gegevens van eisers bedrijf en van zijn inkomsten uit royalty’s.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij is van mening dat hij alle stukken waar verweerder om heeft verzocht ook aan verweerder heeft overhandigd. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat hij er alles aan heeft gedaan om de benodigde gegevens te verstrekken. Voor zover dit niet voldoende was, had het op de weg van verweerder gelegen eiser nog een termijn te geven.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Juridisch kader
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn de aanvraag aan te vullen. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling is onder meer sprake van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag, indien onvoldoende gegevens of bescheiden zijn verstrekt die een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk maken. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden de financiële situatie van de aanvrager een essentieel gegeven. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens over te leggen.
5.1
De rechtbank overweegt dat verweerder eiser in de brief van 5 november 2020 (onder meer) om de volgende gegevens heeft verzocht:
- “Alle afschriften van uw betaalrekening(en) vanaf december 2019 tot heden. Het verloop van de mutaties alsmede de saldi dienen duidelijk te staan aangegeven. Indien niet in uw bezit dan dient u deze op te vragen bij uw bankinstelling(en);
- Alle afschriften van uw spaarrekening(en) vanaf december 2019 tot heden. Het verloop van de mutaties alsmede de saldi dienen duidelijk te staan aangegeven. Indien niet in uw bezit dan dient u deze op te vragen bij uw bankinstelling(en)”
5.2
De rechtbank is van oordeel dat, los van de verder door verweerder verzochte gegevens, reeds de hierboven genoemde gegevens relevant waren voor de beoordeling van het recht op bijstand. Eiser kon redelijkerwijs over de gevraagde gegevens beschikken. Bovendien heeft verweerder nadat de termijn in de brief van 5 november 2020 was verstreken eiser een nieuwe termijn gegeven om de gegevens te verstrekken. Eiser heeft tot 25 november 2020 de tijd gehad om de gegevens te overhandigen.
5.3
De rechtbank is voorts van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de gegevens vermeld onder 5.1 heeft ingeleverd. Voor zover hij stelt dat hij alle gevraagde stukken op de post heeft gedaan overweegt de rechtbank dat volgens vaste rechtspraak het risico dat een niet aangetekend verzonden brief de geadresseerde niet bereikt bij de afzender ligt. Dat brengt in een geval als dit, waar verweerder stelt dat de verzonden stukken niet binnen de gestelde termijn te hebben ontvangen, met zich dat het op de weg van eiser ligt de tijdige verzending hiervan aannemelijk te maken. Eiser heeft niet aan de hand van concrete en verifieerbare gegevens aannemelijk gemaakt dat hij de gevraagde stukken vóór 25 november 2020 ter post heeft bezorgd.
5.4
De rechtbank concludeert dat nu eiser niet volledig aan verweerders verzoek heeft voldaan, verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers aanvraag onvolledig is. Verweerder heeft de aanvraag dan ook in redelijkheid buiten behandeling kunnen laten. Van omstandigheden op grond waarvan verweerder hiervan had moeten afzien, is niet gebleken.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.L. Denters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.