ECLI:NL:RBDHA:2022:13830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
NL22.23152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Azerbeidzjaanse nationaliteit met vrees voor reservistendienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Azerbeidzjaanse nationaliteit, heeft op 4 mei 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij vreest opgeroepen te worden voor de reservistendienst in Azerbeidzjan, vooral na de hernieuwde escalatie van het conflict met Armenië in september 2022. Eiser heeft zijn aanvraag onderbouwd met de stelling dat hij gezocht wordt door de autoriteiten vanwege een openstaande schuld.

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de vrees van eiser om opgeroepen te worden voor de reservistendienst ongeloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat er sprake is van mobilisatie in Azerbeidzjan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de geruchten over mobilisatie niet zijn bevestigd door officiële instanties en dat er geen recente documenten zijn overgelegd die de vrees van eiser onderbouwen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23152

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 8 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Rahim Ali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1978 en de Azerbeidzjaanse nationaliteit te bezitten. Op 4 mei 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser vreest te worden opgeroepen als reservist voor de militaire dienst in Azerbeidzjan. Hij is vertrokken uit Azerbeidzjan nadat de oorlog met Armenië in 2020 was uitgebroken en mobilisatie was aangekondigd. Deze oorlog is in september 2022 weer opgelaaid en reservisten kunnen weer worden opgeroepen. Daarnaast wordt eiser gezocht door de autoriteiten en een man genaamd [naam 2] in verband met een openstaande schuld van eiser bij [naam 2].
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw. [1] Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser bij terugkeer wordt opgeroepen als reservist en dat hij problemen heeft wegens een openstaande schuld.
4. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser heeft de beroepsgrond dat het bestreden besluit niet voldoet aan het kenbaarheidsvereiste ter zitting ingetrokken. Het geschil gaat thans uitsluitend nog over de vrees van eiser om opgeroepen te worden voor de reservistendienst en het risico om bij terugkeer ondervraagd te worden door de staatsveiligheidsdienst van Azerbeidzjan.
6. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser zal worden opgeroepen voor de reservistendienst in Azerbeidzjan. Daarbij is van belang dat eiser niet met documenten heeft onderbouwd dat sprake is van mobilisatie in Azerbeidzjan waardoor hij het risico loopt om te worden opgeroepen voor de militaire dienst. De enkele stelling dat het conflict tussen Azerbeidzjan en Armenië weer is opgelaaid en een verwijzing naar geruchten op sociale media zijn daarvoor niet afdoende. Dit geldt eveneens voor de omstandigheid dat op de website van de mobilisatiedienst deze geruchten niet worden ontkend. De geruchten worden immers ook niet bevestigd door de mobilisatiedienst. Dat uit het algemeen ambtsbericht Azerbeidzjan van 2021 blijkt dat op 28 september 2020 een mobilisatiebevel is uitgevaardigd, leidt niet tot een ander oordeel. Uit ditzelfde algemeen ambtsbericht blijkt namelijk dat reservisten vanaf december 2020 weer werden gedemobiliseerd. [2] Dit betekent dat er momenteel geen reservisten worden gemobiliseerd in Azerbeidzjan, ongeacht of het mobilisatiebevel officieel is ingetrokken. Anders dan eiser betoogt, heeft verweerder van deze informatie mogen uitgaan. Eiser heeft geen recentere stukken ingebracht op grond waarvan geconcludeerd dient te worden dat niet langer van het algemeen ambtsbericht kan worden uitgegaan.
7. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Azerbeidzjan door de staatsveiligheidsdienst zal worden ondervraagd. Het krantenbericht waar eiser naar heeft verwezen gaat over enkele ‘
political immigrants’ die door Duitsland waren uitgezet en bij terugkeer naar Azerbeidzjan ondervraagd werden in verband met hun connecties met organisaties voor politieke vluchtelingen en bloggers. Nu eiser geen politiek vluchteling is, wordt reeds daarom niet gevolgd dat hij een risico loopt op ondervraging bij terugkeer. De door eiser ter zitting ingenomen stelling dat alle naar Azerbeidzjan terugkerende asielzoekers die langdurig in Europa hebben verbleven worden ondervraagd door de autoriteiten van Azerbeidzjan, is niet onderbouwd en wordt daarom ook niet gevolgd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Pagina 38 van het Algemeen Ambtsbericht Azerbeidzjan 2021.