ECLI:NL:RBDHA:2022:13812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
C/09/635965 / JE RK 22-2045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 30 november 2022 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2006. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing werd ingediend door de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van 23 september 2022 en een schriftelijke update van 25 november 2022, waarin de gecertificeerde instelling haar verzoek heeft gewijzigd van een verlenging van één jaar naar een verlenging van drie maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader, de moeder en de oma moederszijde aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn om de veiligheid van [minderjarige01] te waarborgen, gezien de onduidelijkheid over de haalbaarheid van de doelen van de ondertoezichtstelling en de samenwerking tussen de ouders. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen van 1 december 2022 tot 1 maart 2023, met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/635965 / JE RK 22-2045
Datum uitspraak: 30 november 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 23 september 2022 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2006 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.J.E.J. Coenraad, te Den Haag
Als informant is aangemerkt:

[naam01] ,

hierna te noemen: de oma moederszijde,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift d.d. 23 september 2022;
- de schriftelijke update d.d. 25 november 2022 (gewijzigd verzoek).
Op 30 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. W. Römelingh, die de zaak voor mr. M.J.E.J. Coenraad waarneemt;
- de oma moederszijde;
- mevrouw [naam02] , namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige01] is op 18 november 2022 in raadkamer gehoord.

Feiten

- [minderjarige01] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de oma moederszijde.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 1 december 2021 [minderjarige01] onder toezicht gesteld van 1 december 2021 tot 1 december 2022.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 20 september 2022 machtiging verleend [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening van pleegzorg van 20 september 2022 tot 1 december 2022.

Verzoek en verweer

Het oorspronkelijke verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening van pleegzorg voor de periode van één jaar.
Na het indienen van het oorspronkelijke verlengingsverzoek in september 2022 is de gecertificeerde instelling verder aan de slag gegaan met het gezin. Er is duidelijk geworden dat de doelen van de ondertoezichtstelling niet behaald kunnen worden. De gecertificeerde instelling heeft bekeken wat er nog haalbaar is en heeft daartoe gesprekken gevoerd met de oma, de moeder en (telefonisch) met de vader. De gecertificeerde instelling is van mening dat het behalen van de doelen van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is om de acute veiligheid van [minderjarige01] te borgen. In de schriftelijke update van 25 november 2022 heeft de gecertificeerde instelling verzocht om een ondertoezichtstelling van drie maanden. De komende drie maanden zal er een borgingsplan worden opgesteld met het gezin, zodat de ondertoezichtstelling kan worden afgesloten. Hoewel de ondertoezichtstelling, naar verwachting, over drie maanden kan worden afgerond, zou het wel fijn zijn als [minderjarige01] (daarna) bij zijn oma kan blijven wonen. Tijdens de zitting heeft de gecertificeerde instelling aangegeven toch het aanvankelijke verzoek voor de duur van één jaar te willen behouden, omdat zij graag zou willen dat de machtiging uithuisplaatsing blijft doorlopen na drie maanden en dit niet zonder een ondertoezichtstelling kan.
Door en namens de moeder heeft de advocaat het volgende naar voren gebracht. Juridisch gezien is er volgens de advocaat sprake van een verzoek voor de duur van één jaar. De schriftelijke update betreft volgens de advocaat geen nieuw verzoek. In overleg met de moeder en de oma is het wenselijk en in het belang van [minderjarige01] als de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing worden toegewezen tot 1 juli 2023. Op die manier kan [minderjarige01] zijn schooljaar afmaken op zijn huidige school, zonder dat er spanningen kunnen ontstaan over zijn huisvesting. De moeder is bang dat als de ondertoezichtstelling er niet meer is, de vader aan [minderjarige01] gaat trekken. Indien de ondertoezichtstelling slechts voor de duur van drie maanden wordt toegewezen, dan zitten we hier vervolgens in februari weer. Dit zorgt ook weer voor de nodige spanningen bij [minderjarige01] . Dit moet juist voorkomen worden door rust te creëren. Door en namens de moeder verzoekt de advocaat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing toe te wijzen tot 1 juli 2023.
De vader is het niet eens met het verzoek en heeft verweer gevoerd. De vader geeft aan dat hij heeft geprobeerd om er samen met de moeder uit te komen. Dit lukt helaas niet. De vader ziet geen toegevoegde waarde in een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing, omdat er geen regie wordt gevoerd. Hij is het sowieso niet eens met de plaatsing bij oma.
De oma heeft ter zitting aangegeven dat [minderjarige01] op dit moment in alle rust bij haar opgroeit. De oma is het eens met een verlenging voor de duur van een jaar, omdat de samenwerking met de vader niet goed verloopt en er daarom geen verbetering is.

Beoordeling

Omvang van het verzoek/de verzoeken
Vooraf is ter zitting de vraag beantwoord op welk(e) verzoek(en) de kinderrechter dient te beslissen. De kinderrechter is van oordeel dat dit het (gewijzigde) verzoek betreft, zoals neergelegd in de schriftelijke update van 25 november 2022, waarbij het aanvankelijke verzoek om de maatregelen van ondertoezichtstelling en uitplaatsing van één jaar is beperkt tot (enkel) een ondertoezichtstelling van drie maanden. Anders dan de raadsman heeft gesteld, behelst de schriftelijke update naar het oordeel van de kinderrechter namelijk wel degelijk een nieuw (gewijzigd) verzoek: dit blijkt alleen al uit de letterlijke bewoordingen “
de jeugdbeschermer zou het verzoek willen aanpassen en de ondertoezichtstelling met drie maanden willen verlengen om nog een gedegen borgingsplan op te stellen met het gezin.
De kinderrechter heeft dit verzoek overigens welwillend gelezen, namelijk mede tegen de achtergrond van het oorspronkelijke verzoek van 23 september 2022, in die zin dat met het gewijzigde verzoek tevens is bedoeld is een machtiging uithuisplaatsing voor de periode van drie maanden te vragen. Door het gewijzigde verzoek zijn de oorspronkelijke verzoeken van 23 september 2022 feitelijk komen te vervallen. Het vervolgens opnieuw ter zitting wijzigen van het verzoek tot feitelijk de oorspronkelijke verzoeken, zonder dat vader daarin gekend is en daarmee heeft ingestemd (de vader is er feitelijk op de zitting mee geconfronteerd), is naar het oordeel van de kinderrechter strijdig met de beginselen van goede procesorde. De kinderrechter heeft het ter zitting gedane opnieuw gewijzigde verzoek dan ook buiten beschouwing gelaten.
Overigens heeft de kinderrechter tijdens de zitting - met name door in gesprek te gaan met vader - wel geprobeerd het ertoe te leiden dat een pragmatische oplossing zou worden gevonden, ook omdat de vader geen heil ziet in de ondertoezichtstelling en duidelijk is dat [minderjarige01] bij zijn oma wil blijven wonen. Een oplossing is niet gevonden. De kinderrechter heeft de vader voorgehouden welke consequenties een en ander heeft, indien het onverhoopt weer tot een nieuwe zitting zou moeten komen en dan met name die voor [minderjarige01] : er zijn dit jaar al meerdere procedures geweest en [minderjarige01] ervaart de zittingen (de voorafgaande gesprekken met de kinderrechters) als belastend.
Inhoudelijk
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
De afgelopen periode is tussen betrokken gesproken over de inzet van hulpverlening (parallel solo ouderschap, Villa Pinedo, slapende honden) en vanuit pleegzorg een traject voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige01] ( [minderjarige01] wil op dit moment niet werken aan contactherstel). [minderjarige01] zit in een loyaliteitsconflict tussen vader, moeder en zijn oma. Uit de stukken blijkt dat het de volwassenen niet is gelukt om in het belang van [minderjarige01] constructief te overleggen, communiceren en afspraken te maken. Genoemde trajecten zijn niet van de grond gekomen: de ouders kunnen het niet eens worden over deze hulpverlening en/of komen niet opdagen bij afspraken. Er zijn volgens de gecertificeerde instelling geen haalbare doelstellingen meer.
Wat daar ook van zij, de gecertificeerde instelling wenst de ondertoezichtstelling af te sluiten door middel van een borgingsplan en is (was) voornemens de verantwoordelijkheid bij ouders terug te leggen in een vrijwillig kader (waarbij gedacht wordt aan het inschakelen van een bemiddelingspersoon/tussenpersoon): hiervoor zijn nog drie maanden benodigd. Het blijft in die omstandigheden volgens de kinderrechter verder van belang dat [minderjarige01] bij oma blijft wonen: dat creëert rust. Kortom: hieruit volgt dat de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing bij oma voor drie maanden zal toewijzen.
De kinderrechter brengt ten slotte in herinnering dat de gedachte van de plaatsing van [minderjarige01] bij oma altijd is geweest dat hij vanuit die situatie naar omgang toe kan werken met beide ouders. Nog steeds geldt dat dat bij het opbouwen van het contact tussen [minderjarige01] en de vader [minderjarige01] de steun van zijn beide ouders nodig heeft; bij beide ouders (en de oma) ligt dan ook de verantwoordelijkheid om binnen hun eigen mogelijkheden het contact tussen de vader en [minderjarige01] te blijven stimuleren. Zij zullen dat binnenkort echter mogelijk zonder kinderbeschermingsmaatregelen moeten doen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] van 1 december 2022 tot 1 maart 2023 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening van pleegzorg van 1 december 2022 tot 1 maart 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.B.M.A. Roozen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.