ECLI:NL:RBDHA:2022:13805
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige na echtscheiding ouders
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de vader. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.J. Meijer, verzocht om ondertoezichtstelling van zijn dochter, geboren in 2009, omdat hij meende dat zij ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.A.M. Jansen, was van mening dat de situatie bij de vader niet veilig genoeg was en dat de reeds ingezette hulpverlening via Jeugdformaat de tijd moest krijgen om te slagen.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de betrokken partijen gehoord. De kinderrechter concludeerde dat, hoewel er sprake was van een ontwikkelingsbedreiging, er op dat moment geen noodzaak was voor een gedwongen ondertoezichtstelling. De kinderrechter wees het verzoek van de vader af, met de overweging dat er al voldoende hulpverlening en aandacht voor de minderjarige was en dat het ouderschapsbemiddelingstraject eerst de kans moest krijgen om te slagen. De kinderrechter benadrukte het belang van vrijwillige hulpverlening en de impact van gedwongen maatregelen op het gezinsleven.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 19 december 2022 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.