Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag 1] 1986. Haar minderjarige kind heeft ook de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag 2] 2019.
2. Eiseres heeft een asielaanvraag ingediend omdat zij vreest voor de [groepering 1]-cult (hierna: [groepering 1]). De man van eiseres zou zijn vermoord door [groepering 1] omdat hij lid was van de [groepering 2]-cult (hierna [groepering 2]) en een lid van [groepering 1] en diens vrouw zou hebben gedood. Eiseres heeft hierna een dreigbrief ontvangen van [groepering 1] waarin zij wordt bedreigd met de dood. Ook vreest eiseres voor de mensensmokkelaar Brigit omdat zij haar schuld aan haar nog moet afbetalen. Daarnaast vreest eiseres voor gedwongen besnijdenis voor haarzelf en haar dochters.
3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook vindt verweerder het geloofwaardig dat eiseres niet is besneden. De bedreigingen door [groepering 1] zijn ongeloofwaardig bevonden. Verweerder heeft de bedreigingen door de mensensmokkelaars deels ongeloofwaardig geacht. Zo vindt verweerder het wel geloofwaardig dat eiseres de reis met behulp van mensensmokkelaars heeft afgelegd en dat zij hiervoor gedwongen prostitutie heeft verricht. Niet is aangenomen dat zij nog steeds wordt bedreigd. De geloofwaardig geachte verklaringen vindt verweerder niet genoeg om eiseres een verblijfsvergunning asiel te verlenen en hij heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
Waarom is eiseres het niet eens met verweerder?
4. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte niet heeft onderbouwd waarom haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig is bevonden. Verweerder hoort dit net als de ongeloofwaardige elementen van het asielrelaas te motiveren. Zij meent dat de geloofwaardigheid hiervan enkel is aangenomen zodat uitzetting mogelijk is.
Eiseres vindt verder dat verweerder haar verklaringen over [groepering 1] niet enkel ongeloofwaardig kan vinden omdat deze cult niet bekend is bij verweerder. Ook verwacht verweerder ten onrechte van eiseres dat zij aannemelijk kan maken dat haar man bij een cult zat terwijl zij dit destijds niet wist. Verder neemt verweerder ten onrechte aan dat eiseres geen risico meer loopt op besnijdenis omdat haar familie haar heeft “vergeven”. In dit verband verwijst eiseres naar het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 (hierna: AAB) en voert zij ook aan dat zij kwetsbaar is voor chantage door haar familie omdat haar kinderen zijn ondergebracht bij haar oudste zus. Door sociale druk zal eiseres de besnijdenis alsnog moeten ondergaan. Eisers voert ook aan dat zij vreest voor de mensenhandelaar Brigit omdat zij haar nog een lening moet terugbetalen. Tot slot heeft verweerder ten onrechte geen toepassing gegeven aan artikel 8 van het EVRM.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Motivering geloofwaardigheid identiteit, nationaliteit en herkomst
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres op grond van haar eigen verklaringen geloofwaardig heeft bevonden. Daarbij is van belang dat eiseres zowel in deze procedure als in haar eerder doorlopen Dublin procedure, op geen enkel moment heeft aangegeven dat haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet correct zouden zijn. De rechtbank ziet daarom niet in dat verweerder zou moeten onderbouwen waarom hij van de door eiseres aangegeven nationaliteit, identiteit en herkomst is uitgegaan. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit geen nadere motivering behoeft.
Bedreigingen door [groepering 1]
6. De rechtbank overweegt dat verweerder niet ten onrechte de gestelde bedreigingen door [groepering 1] ongeloofwaardig heeft bevonden. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat er volgens openbare bronnen geen cult bekend is met deze naam. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over de manier waarop deze cult zou opereren en mensen zou vermoorden niet zijn te rijmen met de omstandigheid dat in openbare bronnen niets te vinden is over deze cult. Eiseres wordt verder niet gevolgd in haar standpunt dat dit het enige is dat verweerder aan de ongeloofwaardigheid van dit element ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank stelt in dit kader vast dat verweerder eiseres ook heeft tegengeworpen dat de verklaringen over hoe zij achter de dood van haar man is gekomen opmerkelijk zijn. Verweerder is niet ten onrechte tot deze conclusie gekomen. Zo heeft verweerder het opmerkelijk kunnen achten dat een buurvrouw een foto zou hebben gemaakt van de vermoorde man van eiseres en zij deze foto pas twee dagen later aan eiseres heeft laten zien. Niet valt in te zien dat de buurvrouw van eiseres twee dagen zou wachten met het tonen van de foto. Daarnaast mocht ook verwacht worden dat eiseres eerder van de dood van haar man op de hoogte zou raken aangezien de moord dichtbij haar woning zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft tegengeworpen dat eiseres vaag heeft verklaard over de inhoud van de dreigbrief die door [groepering 1] voor haar zou zijn achtergelaten in haar huis. Zo heeft eiseres eerst verklaard dat er in de brief stond dat eiseres zal worden gevonden en dat zij zal worden vermoord.Nadat verweerder eiseres heeft geconfronteerd met de vraag hoe zij wist dat haar man lid was van [groepering 2], heeft zij haar verklaring over de dreigbrief aangevuld en gesteld dat dit ook in de brief stond.Vervolgens heeft zij, nadat verweerder haar opnieuw confronteerde met vage verklaringen, haar standpunt over de brief nog verder aangevuld door te stellen dat hier ook in stond dat haar man samen met een medelid van [groepering 2] moorden heeft begaan.Verweerder heeft deze verklaringen niet ten onrechte aangemerkt als ongeloofwaardig.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de vrees van eiseres om alsnog besneden te worden bij terugkeer niet aannemelijk heeft hoeven achten. De rechtbank stelt hierbij voorop dat uit het AAB volgt dat zwangerschap/bevalling het laatst mogelijke moment is waarop vrouwen besneden worden in Nigeria en dat niet is gebleken dat vrouwen tijdens een tweede of derde bevalling opnieuw aan besnijdenis worden onderworpen.Dat eiseres als moeder van meerdere kinderen nog besneden zal worden, is gelet op deze informatie niet aannemelijk. Daarbij komt dat uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij na haar eerste zwangerschap jarenlang zonder dreiging van een gedwongen besnijdenis in Nigeria heeft kunnen leven. Daarnaast heeft verweerder uit de verklaringen van eiseres kunnen concluderen dat de problemen met haar familie zijn opgelost nu haar familie haar om vergiffenis heeft gevraagd. Eiseres heeft in het eerste gehoor namelijk verklaard dat haar familie vergiffenis heeft gevraagd voor hun gedrag en dat zij weer contact heeft met haar familie.Gelet op deze verklaring van eiseres, volgt de rechtbank de stelling dat haar familie de kinderen als chantagemiddel gebruikt niet. De rechtbank overweegt verder dat de vrees voor besnijdenis van de kinderen evenmin aannemelijk is gemaakt. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank het gegeven dat uit het AAB blijkt dat met name ouders bepalend zijn in de vraag of een vrouw besneden wordt. Vrouwen worden in beginsel dus besneden omdat hun ouders dat willen. Nu de vader van haar dochter is overleden en eiseres duidelijk van mening is dat zij niet wil dat haar dochter wordt besneden, heeft verweerder een dergelijke vrees niet hoeven aannemen.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder het niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden dat eiseres bij terugkeer te vrezen heeft voor de mensenhandelaar Brigit. Niet is gebleken dat eiseres nu wordt bedreigd door Brigit. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij het nummer van Brigit heeft geblokkeerd, haar simkaart heeft vernietigd en dat zij de bedreigingen via Facebook, welke ophielden na april 2019, heeft verwijderd. Eiseres heeft daarom op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij concrete bedreigingen heeft ontvangen. Verder heeft verweerder aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij geen aangifte heeft gedaan van de bedreigingen door Brigit en dat zij wisselend heeft verklaard over de reden waarom zij van aangifte heeft gezien. Zo heeft zij verklaard dat haar gemachtigde zou hebben aangegeven dat dit geen zin had omdat zij in de Dublin-procedure zat.Dit strookt niet met haar verklaring in het aanmeldgehoor, waar zij als reden aangaf dat zij niet wilde dat de mensensmokkelaar in de problemen zou komen en dat zij medelijden had met de vrouwen die voor haar werkten.Bovendien heeft eiseres op het moment dat zij in de nationale procedure werd opgenomen opnieuw de mogelijkheid gehad om aangifte te doen van mensenhandel. Hier heeft zij geen gebruik van gemaakt. Dat uit het AAB volgt dat geweld tegen slachtoffers van mensenhandel in Nigeria plaatsvindt, leidt niet tot een ander oordeel. Nergens blijkt uit dat dit lot eiseres bij terugkeer zou treffen, omdat de bedreigingen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn bevonden.
9. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder geen toepassing heeft hoeven geven aan artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft hiertoe redengevend mogen achten dat eiseres de familieband tussen haar dochter en haar gestelde verloofde op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Ter zitting heeft verweerder nog naar voren gebracht dat de verklaring van eiseres over de eerste ontmoeting met haar gestelde verloofde niet stroken met de geboortedatum van haar dochter. Eiseres heeft verklaard dat zij haar gestelde verloofde pas in november 2020 heeft ontmoet, terwijl haar dochter is geboren in 2019. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat dit zeer opmerkelijk is en dat dit verdere afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde familieband. Ten overvloede stelt de rechtbank nog vast dat ook uit de geboorteakte van de dochter van eiseres niet blijkt dat haar gestelde verloofde de vader is. De dochter van eiseres heeft namelijk een andere achternaam dan die van de gestelde verloofde.
10. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.