ECLI:NL:RBDHA:2022:13783
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en voorlopige voorziening voor Jordaanse eiseres en haar minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening van een Jordaanse eiseres en haar minderjarige kinderen. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de eiseres niet onder de uitsluitingsgrond van artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag valt. De rechtbank oordeelde dat er geen reëel risico was op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Jordanië, en dat de bescherming van de UNWRA niet van toepassing was op de situatie van de eiseres en haar kinderen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de jongste dochter van eiseres niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat zij Nederland niet kan verlaten. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd.