ECLI:NL:RBDHA:2022:13768

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SGR 21/4766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersbesluit voor laadpalen in Lisse

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Lisse. Het verkeersbesluit, genomen op 15 december 2020, hield in dat er twee parkeerplaatsen zouden worden aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen in de [laan 1] in [plaats]. Eiser, die geen eigen parkeerplaats heeft, maakte bezwaar tegen dit besluit en stelde dat het niet volgens de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure was voorbereid. Het college heeft het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit aangepast, waardoor er nu één parkeerplaats voor elektrische voertuigen is aangewezen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 30 november 2022 behandeld. Eiser voerde aan dat er geen behoefte was aan de laadpalen en dat er geschiktere locaties waren. De rechtbank overwoog dat verweerder voldoende gemotiveerd had waarom de gekozen locatie geschikt was, en dat de belangen van eiser in de belangenafweging waren meegenomen. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid had kunnen kiezen voor de huidige locatie van de parkeerplaats met laadpaal, en dat de belangenafweging niet onredelijk was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarbij werd benadrukt dat verweerder voldoende inzicht had gegeven in de belangen die bij het besluit speelden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4766

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: P.A.J. van den Doel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Lisse (verweerder),

(gemachtigden: K. van der Heeden en A. Visser).

Procesverloop

In het verkeersbesluit van 15 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder ter hoogte van de [laan 1] in [plaats] , twee parkeerplaatsen aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen bij een nieuwe laadpaal.
Met het bestreden besluit van 8 juni 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en een deel van het primaire besluit is herroepen.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de echtgenote van eiser, getuigen
[A] en [B] en de gemachtigden van verweerder K. van der Heeden en A. Visser.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft op 15 december 2020 besloten twee parkeerplaatsen aan te wijzen voor elektrische voertuigen in de [laan 1] [huisnummer 1] naast huisnummer [huisnummer 2] in de [laan 2] in [plaats] . Dit besluit is op 22 december 2020 gepubliceerd. Daarna heeft eiser bezwaar gemaakt.
2. Bij het bestreden besluit is het primaire besluit aangepast in zoverre dat niet twee maar één parkeerplaats wordt aangewezen voor elektrische voertuigen. Verweerder blijft bij zijn standpunt dat aan belanghebbenden de juiste rechtsmogelijkheden zijn geboden en dat hij geen gebruik hoefde te maken van de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure [1] . Verweerder verwijst hierbij naar een memo van door hem geraadpleegde advocaten.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt voorop dat het verkeersbesluit ten onrechte niet is voorbereid volgens de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Daarnaast heeft hij, in tegenstelling tot andere buurtbewoners, geen eigen parkeerplaats waardoor hij is aangewezen om te parkeren op de betreffende twee parkeerplaatsen. Ook heeft een groot gedeelte van zijn buurtgenoten zelf gelegenheid om op eigen terrein een elektrische auto op te laden. Bovendien zijn er locaties die geschikter zijn voor het realiseren van de elektrische laadpalen en is er geen behoefte is onder de buurtbewoners voor de laadpalen. Daarom is het faciliterend beleid van verweerder niet direct noodzakelijk. Daarbij komt dat de laadplek voor het adres van de aanvrager zelf zou moeten worden gevestigd. Het is niet inzichtelijk hoe verweerder de belangen tegen elkaar heeft afgewogen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De gevolgde voorbereidingsprocedure
4. In het midden kan blijven of verweerder het primaire besluit had moeten nemen na een uitgebreide voorbereidingsprocedure. [2] Het besluit is gepubliceerd in een lokaal nieuwsblad en in de Staatscourant en eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit en daarmee de gelegenheid gekregen zijn belangen kenbaar te maken. Ook andere potentieel belanghebbenden hadden door het maken van bezwaar hun belangen bij verweerder kenbaar kunnen maken. In bezwaar bestond de mogelijkheid tot heroverweging van het besluit en het bezwaar van eiser heeft ook doel getroffen omdat de uitkomst is geweest dat het besluit in het voordeel van eiser is gewijzigd.
Evenredigheid besluit
5. Bij het nemen van verkeersbesluiten komt aan verweerder een ruime beslis- en beleidsruimte toe. Dit betekent dat verweerder in concrete gevallen naar eigen inzicht een besluit mag nemen. Verweerder moet hierbij vaststellen welke verkeersbelangen bij het besluit dienen te worden betrokken. Hierna dient hij die belangen tegen elkaar af te wegen waarbij moet worden beoordeeld of de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
5.1.
In dit geval heeft verweerder in redelijkheid kunnen kiezen voor de huidige locatie van de parkeerplaats met laadpaal, ook gelet op de belangen van eiser. Verweerder hoeft niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen. [3]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de betreffende parkeerplaats wordt aangewezen voor elektrische voertuigen. Zo heeft verweerder in zijn besluit onderbouwd waarom hij het noodzakelijk vindt dat de aangewezen parkeerplaats zal dienen als parkeerplaats voor elektrische voertuigen. Hierbij is uitgelegd dat de parkeerdruk in de wijk is onderzocht en als uitkomst gaf dat de parkeerdruk ruim onder de drempelwaarde is. Hierdoor acht verweerder deze locatie het meest geschikt. Met name de parkeerdruk en het belang van de verkeersveiligheid is reden geweest om te kiezen voor deze locatie en niet voor die aan [laan 2] . Daarbij is ook toegelicht waarom de door eiser aangedragen andere locaties niet de voorkeur hebben. Hierbij is onder andere benoemd dat op een aantal aangedragen locaties al laadpalen aanwezig zijn en dat de trottoirs in de 3e Poellaan te smal zijn voor een laadpaal. Ook de politie heeft positief geadviseerd. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het besluit een redelijke belangenafweging heeft gemaakt. Verweerder heeft in het kader van de parkeerdruk rekening gehouden met de bewoners van de 3e Poellaan zonder eigen oprit. Daarnaast heeft verweerder ook uitgelegd dat de al aanwezige laadpalen op een te grote afstand liggen van de 3e Poellaan. Hierdoor is het in het belang van de gebruikers van elektrische voertuigen dat in de omgeving waar zij - al dan niet - permanent verblijven een parkeerplek met een laadpaal is. Het betreft een openbare parkeerplaats die nu exclusief bestemd wordt voor het opladen van elektrische voertuigen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in de nabijheid van zijn woning geen mogelijkheid is om te parkeren op andere plaatsen.
Conclusie
7. De rechtbank concludeert dat verweerder het verkeersbesluit voldoende heeft gemotiveerd. Verweerder heeft daarbij inzicht gegeven in de belangen die spelen en hoe die zijn gewogen. Enigszins terughoudend toetsend, komt de gemaakte belangenafweging de rechtbank niet onredelijk voor.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.N.H.J. Schenk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Idem.
3.Zie de Afdelingsuitspraak van 12 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY5894).