ECLI:NL:RBDHA:2022:13747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
C/09/622028 HA ZA 21-1088
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrecht en verjaring in geschil tussen eigenaren van aangrenzende percelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, [eisende partij sub 1 c.s.], een vordering ingesteld tegen Stichting Lucas Onderwijs en de Gemeente Delft. De eisers claimen eigendom van een strook grond door middel van bevrijdende verjaring. De rechtbank heeft op 9 december 2022 mondeling uitspraak gedaan. De procedure begon met een dagvaarding op 1 december 2021, gevolgd door een incidentele conclusie tot tussenkomst door de gemeente, die zich aan de zijde van Stichting Lucas voegde. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de eisers niet hebben aangetoond dat zij de strook grond gedurende de vereiste periode van twintig jaar onafgebroken in bezit hebben gehad. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van zowel Stichting Lucas als de gemeente. De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun claim van eigendom door verjaring, en dat de gestelde bezitsdaden niet als zodanig zijn erkend. De proceskosten zijn begroot op € 1.793 voor Stichting Lucas en € 1.793 voor de gemeente, met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/622028 / HA ZA 21-1088
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 9 december 2022
in de zaak van

1.[eisende partij sub 1] te [plaats] ,

2. [eisende partij sub 2]te [plaats] ,
advocaat: mr. M. Oudriss te Rotterdam,
eisers,
tegen
STICHTING LUCAS ONDERWIJSte Den Haag,
advocaat: mr. F.W.K. Rameau te Amsterdam,
gedaagde,
waarin zich aan de zijde van gedaagde heeft gevoegd:
GEMEENTE DELFTte Delft,
advocaat: mr. E.M.A. van der Riet te Delft,
gevoegde partij,
Partijen worden hierna achtereenvolgens [eisende partij sub 1 c.s.] , Stichting Lucas en de gemeente genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 december 2021, met producties 1 tot en met 12;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst van de gemeente, met producties 1 tot en met 4;
- de incidentele conclusie van antwoord in het (tussenkomst)-incident van [eisende partij sub 1 c.s.] ;
- de akte tot referte van Stichting Lucas;
- het vonnis in incident van 23 maart 2022, waarbij is toegestaan dat de gemeente zich in de hoofdzaak aan de zijde van Stichting Lucas voegt;
- de conclusie van antwoord van Stichting Lucas, met producties 1 tot en met 8;
- de conclusie van antwoord van de gemeente, met producties 1 tot en met 6;
- het tussenvonnis van 10 augustus 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van Stichting Lucas van 23 november 2022, met productie 9;
- de mondelinge behandeling van 28 november 2022 en van 9 december 2022, waarbij voor [eisende partij sub 1 c.s.] zijn verschenen: [eisende partij sub 1] en mevrouw [eisende partij sub 2] , bijgestaan door mr. Oudriss. Voor Stichting Lucas zijn verschenen: de [regiodirecteur] (regiodirecteur voortgezet onderwijs) en [hoofd facilitaire zaken] (hoofd facilitaire zaken), bijgestaan door mr. Rameau. Voor de gemeente zijn verschenen: de [adviseur] (adviseur onderwijshuisvesting), bijgestaan door mr. Van der Riet. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is aantekening gehouden en deze aantekeningen zijn in het griffiedossier gevoegd.
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank, na een korte schorsing, met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De rechtbank:
in de hoofdzaak
2.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] af;
2.2.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] in de proceskosten van Stichting Lucas, tot op heden begroot op € 1.793, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling van de proceskosten;
2.3.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] in de proceskosten van de gemeente, tot op heden begroot op € 1.793 en op € 163,-- aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85,-- in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling van de proceskosten;
2.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 2.2 en 2.3 uitvoerbaar bij voorraad.
in het voegingsincident
2.5.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] tot het betalen van de kosten van het voegingsincident aan de kant van de gemeente begroot op € 563, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling van de proceskosten;
2.6.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] tot het betalen van de kosten van het voegingsincident aan de kant van Stichting Lucas, tot op heden begroot op nihil;
2.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 2.5 en 2.6 uitvoerbaar bij voorraad.

3.De beoordeling

Inleiding en kern van de zaak

3.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] zijn sinds 18 november 2019 eigenaar van twee percelen, waarvan één met daarop een woning, aan de [adres 1] , kadastraal bekend gemeente Delft, [adres 1] , nummer [I] (hierna: perceel [I] ) en een zonder bebouwing met nummer [II] (hierna: perceel [II] ). Zij hebben de percelen [I] en [II] gekocht van de heer [A] en mevrouw [B] (hierna: [A c.s.] ).
3.2.
Stichting Lucas is sinds 4 januari 2000 eigenaar van het perceel met opstallen aan de [adres 2] , kadastraal bekend gemeente Delft, [adres 1] , nummer [III] (hierna: perceel [III] ), waarop een schoolgebouw staat.
3.3.
Zowel perceel [I] als perceel [II] (de percelen van [eisende partij sub 1 c.s.] ) grenzen aan perceel [III] (het perceel met schoolgebouw van Stichting Lucas). De kadastrale situatie volgt uit de volgende kaart (
figuur 1a):
figuur 1a
3.4.
Tussen [eisende partij sub 1 c.s.] en Stichting Lucas is een geschil ontstaan over de eigendoom van een gedeelte van perceel [III] (hierna: de Strook). De Strook is op de volgende kaart met donkergroene kleur weergegeven (
figuur 1b):
figuur 1b
3.5.
[eisende partij sub 1 c.s.] hebben de strook grond bij hun tuin getrokken en de strook is aan de voor- en achterzijde afgesloten met een hekwerk, zoals te zien is op onderstaande foto’s (
figuur 2en
figuur 3):
i.v.m. privacy-overwegingen zijn de afbeeldingen niet gepubliceerd.
figuur 2 figuur 3
3.6.
Omstreeks mei 2020 hebben [eisende partij sub 1 c.s.] aan Stichting Lucas bericht dat zij een beroep doen op verjaring en dat zij Stichting Lucas verzoeken om medewerking te verlenen aan de notariële vastlegging van hun eigendom. Stichting Lucas heeft [eisende partij sub 1 c.s.] in eerste instantie verwezen naar de gemeente, omdat zij meende dat daar op grond van artikel 76u van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) aanleiding toe was. Toen de gemeente aangaf dat zij geen eigenaar is van de Strook en zij het beroep op verjaring dus niet in behandeling kan nemen, hebben [eisende partij sub 1 c.s.] nogmaals contact opgenomen met Stichting Lucas. Stichting Lucas heeft het beroep op verjaring vervolgens afgewezen.
3.7.
Op 1 december 2021 hebben [eisende partij sub 1 c.s.] Stichting Lucas gedagvaard. De gemeente heeft vervolgens een incident opgeworpen en (feitelijk) verzocht om zich te mogen voegen aan de kant van Stichting Lucas. De rechtbank heeft dit bij vonnis in incident van 23 maart 2022 toegestaan.
3.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat Stichting Lucas als eigenaar in het Kadaster staat geregistreerd. Wel zijn partijen verdeeld over de vraag of (de rechtsvoorgangers van) [eisende partij sub 1 c.s.] door verjaring eigenaar zijn geworden van de strook grond. [eisende partij sub 1 c.s.] stellen zich op het standpunt dat dit het geval is en zij vorderen daarom, kort samengevat, een verklaring voor recht met die strekking en veroordeling van Stichting Lucas tot het meewerken aan de kadastrale en notariële afsplitsing van de strook grond en de inschrijving van de eigendom in de openbare registers op straffe van een dwangsom. Verder vorderen [eisende partij sub 1 c.s.] dat, als Stichting Lucas aan die veroordeling niet voldoet, het vonnis in de plaats treedt van de toestemming van Stichting Lucas. Zowel Stichting Lucas als de gemeente hebben tot afwijzing van de vorderingen geconcludeerd.
3.9.
In eerste instantie hebben [eisende partij sub 1 c.s.] een beroep gedaan op zowel verkrijgende als bevrijdende verjaring. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eisende partij sub 1 c.s.] het beroep op verkrijgende verjaring ingetrokken, zodat de rechtbank slechts zal beoordelen of sprake is van bevrijdende verjaring.
Bevrijdende verjaring
3.10.
Artikel 3:105 BW bepaalt dat degene die een goed bezit op het moment waarop de verjaring van de rechtsvordering tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, dat goed verkrijgt. Dat geldt ook als zijn bezit niet te goeder trouw was. Er is dan sprake van bevrijdende verjaring. Volgens artikel 3:314 lid 2 BW begint de verjaringstermijn van een rechtsvordering, die strekt tot beëindiging van het bezit van een niet-rechthebbende, op de dag nadat een ander dan de rechthebbende bezitter is geworden. De verjaringstermijn voor zo’n vordering is volgens artikel 3:306 BW twintig jaar.
3.11.
De vraag of op het moment van voltooiing van de verjaring sprake is van bezit, moet worden beantwoord aan de hand van artikel 3:107 BW en volgende. De in deze wetsbepalingen opgenomen maatstaven wijken niet af van hetgeen gold vóór 1 januari 1992. Of er sprake is van bezit wordt beoordeeld naar de verkeersopvattingen (met inachtneming van de wet) en naar de uiterlijke feiten (zie ook artikel 3:108 BW). De bezitter moet zich zodanig gedragen dat het voor de oorspronkelijk eigenaar van de onroerende zaak duidelijk moet zijn dat de bezitter het goed houdt voor zichzelf en pretendeert rechthebbende te zijn (vgl. HR 15 januari 1993, ECLI:NL:HR:1993: ZC0826). Dit alles moet naar objectieve maatstaven worden beoordeeld. Met de machtsuitoefening van de bezitter wordt het bezit van de oorspronkelijke bezitter/eigenaar geheel teniet gedaan.
3.12.
Tussen partijen is in geschil of de machtsuitoefeningen van (de rechtsvoorgangers van) [eisende partij sub 1 c.s.] moeten worden aangemerkt als bezitsdaden en of sprake is van een onafgebroken periode van twintig jaar. Nu [eisende partij sub 1 c.s.] een beroep doen op bevrijdende verjaring en op hen de stelplicht rust, is het aan [eisende partij sub 1 c.s.] om voldoende feiten en omstandigheden aan te voeren die hun stelling onderbouwen.
3.13.
[eisende partij sub 1 c.s.] stellen dat zij, althans hun rechtsvoorgangers, de Strook meer dan 35 jaar in bezit hebben gehad. Volgens [eisende partij sub 1 c.s.] hebben hun rechtsvoorgangers de strook grond in ieder geval vanaf 1985, althans 1987, in bezit genomen en duurt dit bezit tot op de dag van vandaag voort. Ter onderbouwing hebben zij gewezen op een ongedateerde foto (
figuur 4), een foto uit 1985 (
figuur 5) een foto uit december 1985 (
figuur 6), een foto uit 1986 (
figuur 7) een foto uit het gemeentelijk stadsarchief van 15 juni 1987 (
figuur 8) en een foto uit 1987 (
figuur 9).
figuur 4 (figuur 5 niet gepubliceerd ivm privacy-overwegingen)
(figuur 7 niet gepubliceerd)
figuur 6
(figuur 9 niet gepubliceerd)
figuur 8
3.14.
Volgens [eisende partij sub 1 c.s.] volgt uit deze foto’s dat de Strook vanaf 1985 feitelijk één geheel met perceel [II] vormde en dat de Strook ook zeer lange tijd is gebruikt voor het stallen en/of parkeren van auto’s, caravans, aanhangers, materialen en dergelijke. Ook stellen [eisende partij sub 1 c.s.] dat uit de foto’s volgt dat de betegeling van de Strook volledig is verwijderd en opnieuw is aangelegd. Stichting Lucas en de gemeente hebben de stellingen van [eisende partij sub 1 c.s.] gemotiveerd betwist.
3.15.
De rechtbank oordeelt dat uit de hiervoor genoemde foto’s geen bezit van [A c.s.] kan worden afgeleid. Ten eerste kwalificeert het betegelen van de Strook naar vaste rechtspraak niet als een bezitsdaad. Ook het stallen en/of parkeren van auto’s caravans, aanhangers en materialen niet als een bezitsdaad waaruit een ondubbelzinnige eigendomspretentie blijkt. Naar verkeersopvatting is gebruik maken van grond om roerende zaken te parkeren of stallen geen daad waaruit de eigenaar van de grond moet afleiden dat de gebruiker pretendeert bezitter van de onderliggende grond te zijn, ook niet indien op het grootste deel van de tijd geparkeerd wordt op de Strook. Verder kwalificeert de plaatsing van het op de foto’s in
figuur 6en
figuur 8aanwezige hek van betongaas naar het oordeel van de rechtbank ook niet als bezitsdaad. Uit de plaatsing van een dergelijke provisorische afscheiding hoefde (destijds) de gemeente niet af te leiden dat [A c.s.] pretendeerden eigenaar te zijn van de Strook.
3.16.
Verder stellen [eisende partij sub 1 c.s.] dat [A c.s.] begin jaren 90 een wit hek hebben geplaatst ter afscheiding van de Strook van de openbare weg en dat de Strook uitsluitend toegankelijk was voor de eigenaren van perceel [II] . Volgens [eisende partij sub 1 c.s.] is dit witte hek omstreeks 2010 vervangen door het hek dat er vandaag de dag staat. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben ter onderbouwing een foto uit 1996 overgelegd (
figuur 10), waarop het witte hek aan de rechterzijde zichtbaar is. Verder verwijzen zij naar hiervoor genoemde foto’s van de huidige situatie (
figuur 2en
figuur 3).
ivm privacy-overwegingen niet gepubliceerd.
figuur 10
3.17.
Ook hebben [eisende partij sub 1 c.s.] een verklaring van [A c.s.] van 11 november 2021 overgelegd, waarin als volgt wordt verklaard:
Verklaring gebruik grond, situatie hekwerk [adres 1] en datering foto’s
Met deze brief verklaren wij, [A] en [B] , woonachtig [adres 3] , dat wij het stuk grond, grenzende aan het kadastrale object Delft [II] , tot aan de muur van de voormalige gymzaal van [X] in gebruik hebben gehad sinds wij het kadastrale object [II] in eigendom hebben gekregen in augustus 1985.
Tot en met de overdracht aan de huidige eigenaren [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] , woonachtig aan de [adres 1] sinds januari 2020, hebben wij dit stuk grond continue in gebruik gehad. In de tijd dat wij de grond in gebruik hebben gehad is er nooit vanuit [X] of de Lucas Stichting bezwaar gemaakt ten aanzien van ons gebruik van de grond.
In de begin jaren ‘90 hebben wij een hek geplaats aan de kant van de [Straat] . Aan de hand van diverse foto’s kunnen wij dit in ieder geval bewijzen dat dit vanaf 1996 zo is maar het hek is al eerder geplaatst. Aan de achterkant was het terrein afgesloten door een hek en een houten schutting. Na de verbouwen van de woning begin jaren ‘10 hebben wij het hekwerk vervangen voor het hek dat er nu nog staat. Dit hek heb ik, [A] , zelf gemaakt en geplaatst.(…)”
3.18.
De rechtbank is met [eisende partij sub 1 c.s.] van oordeel dat de plaatsing van het witte hek door [A c.s.] kwalificeert als een bezitsdaad, omdat daaruit naar verkeersopvattingen een eigendomspretentie kan worden afgeleid. Het plaatsen van dit hoge, afsluitbare hek met opgemetselde penant duidt erop dat [A c.s.] beoogden de Strook af te scheiden van de openbare weg. Uit de foto van
figuur 10volgt dat dit hek er in ieder geval vanaf 1996 stond.
3.19.
De vervolgvraag is of de termijn van 20 jaar onafgebroken bezit is voltooid. De rechtbank concludeert dat dit niet het geval is. Stichting Lucas en de gemeente hebben er namelijk terecht op gewezen dat het witte hek in juli 2009 in dusdanige staat verkeerde dat daaruit geen eigendomspretentie van [A c.s.] meer kon worden afgeleid. Op de door Stichting Lucas overgelegde foto van
Google Streetviewuit juli 2009 (
figuur 11) valt te zien dat het witte hek optisch in vervallen staat verkeert en dit hek de Strook ook niet langer volledig afsluit. De opgemetselde penant is verwijderd en twee panelen van het hek zijn weggehaald, zodat de Strook in ieder geval op dat moment weer vrij toegankelijk was.
Ivm privacy-overwegingen niet gepubliceerd
figuur 11
3.20.
Uit die toestand had (inmiddels) Stichting Lucas volgens de rechtbank niet hoeven af te leiden dat [A c.s.] hun eigendomspretentie continueerden en mochten zij ervan uitgaan dat die eigendomspretentie in ieder geval in juli 2009 was geëindigd. Dat betekent dat, zelfs als in rechte komt vast te staan dat het witte hek begin jaren 90 door [A c.s.] is geplaatst, zoals door [eisende partij sub 1 c.s.] is aangevoerd, en de Strook destijds ook aan de achterzijde was afgesloten met een hek, en daarmee volledig voor derden was afgesloten, de voor bevrijdende verjaring vereiste termijn van 20 jaar niet is voltooid.
3.21.
Bij deze stand van zaken kan ook in het midden blijven wanneer het huidige hek door [A c.s.] exact is geplaatst. De plaatsing van het nieuwe, huidige hek, is immers een nieuwe bezitsdaad waarvoor de verjaringstermijn opnieuw is gaan lopen. Van een voltooiing van deze nieuwe verjaringstermijn van 20 jaar is in ieder geval geen sprake.
Slotsom
3.22.
De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat de Strook gedurende een periode van 20 jaar onafgebroken door (de rechtsvoorgangers van) [eisende partij sub 1 c.s.] in bezit is geweest, zodat de vorderingen van [eisende partij sub 1 c.s.] zullen worden afgewezen.
Proceskosten
3.23.
[eisende partij sub 1 c.s.] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de kant van Stichting Lucas en aan de kant van de gemeente als gevoegde partij.
3.24.
De proceskosten aan de kant van Stichting Lucas worden begroot op € 667 aan griffierecht en € 1.126 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II), in totaal € 1.793. De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.
3.25.
De proceskosten aan de kant van de gemeente worden begroot op € 667 aan griffierecht en € 1.126 salaris advocaat (2 punten x tarief II), in totaal € 1.793. De rechtbank zal, zoals door de gemeente gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief. De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.
Proceskosten in het voegingsincident
3.26.
Nu de gemeente in het voegingsincident in het gelijk is gesteld, zullen [eisende partij sub 1 c.s.] in de kosten van de gemeente en van Stichting Lucas worden veroordeeld. De kosten aan de kant van de gemeente worden begroot op € 563 (1 punt x tarief II). De kosten van Stichting Lucas worden begroot op nihil.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. R.C. Hartendorp, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 15 december 2022.
WAARVAN PROCES-VERBAAL