4.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. Het verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op 26 oktober 2022 (ongenummerd; integraal);
2. Een geschrift, te weten letselbeschrijving [slachtoffer] , opgemaakt en ondertekend door [naam 2] , Forensisch arts KNMG, op 14 oktober 2022 (ongenummerd; integraal);
3. Een geschrift, te weten de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] , opgemaakt op 6 december 2022, inhoudende:
De gevolgen van het ongeluk zijn tot op heden nog zeer voelbaar. Ik kan nog steeds niet volledig soepel lopen en in mijn hoofd is het nog steeds niet op orde. Ik loop elke dag met een knallende hoofdpijn rond en ben constant moe, waardoor ik nog steeds thuiszit. Ik kan niet tegen fel licht en harde geluiden en als ik naar rechts kijk, zie ik dubbel. Ik vergeet van alles de hele tijd en heb problemen met mijn evenwicht. Ik kan niet autorijden en dus ook nog steeds niet werken en dit zal waarschijnlijk nog maanden duren. Ik heb binnenkort weer een afspraak bij de neuroloog en waarschijnlijk moet ik een revalidatietraject in, met de neuroloog, fysiotherapeut en psycholoog. Het is maar de vraag of het met mijn linkerbeen weer helemaal goedkomt. Er zit nu na drie maanden nog steeds een deuk in mijn linker bovenbeen. Mijn knie is niet meer goed beweegbaar en de enkel is ook nog steeds zwak. Tevens kan ik mijn rechterarm niet meer helemaal strekken.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 december 2022, voor zover inhoudende:
Ik heb een auto-ongeluk veroorzaakt. Ik wilde op 25 augustus 2022 naar huis rijden. Ik ben toch in de auto gestapt, terwijl ik dat niet had moeten doen. Ik was onder invloed. Ik had hasj gerookt een paar uurtjes daarvoor. Ik was aan het rijden en toen hoorde ik een klap. Als ik zou zeggen dat ik de tijdelijke snelheidsborden en de schrikhekken heb gezien, dan zou ik liegen.
5. Het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt op 31 oktober 2022 (p. 125 t/m 128).
6. Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van [bedrijf] , op 14 september 2022 opgemaakt en ondertekend door PD [naam 1] , forensisch toxicoloog (p. 132 t/m 134).
Feitelijke toedracht
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 25 augustus 2022 omstreeks 01:42 in [plaats 1] een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij hij in botsing is gekomen met [slachtoffer] . De verdachte was op dat moment onder invloed van cannabis.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid fors heeft overschreden. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de verdachte het kruispunt waar het ongeval heeft plaatsgevonden, heeft genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 75 en 85 km/u. In verband met werkzaamheden aan de riolering waren er tijdelijke maatregelen van kracht en was de toegestane maximumsnelheid op dat moment 30 km/u. Op een afstand van ongeveer 100 meter voor de stopstreep van het kruispunt was dit aangegeven door middel van verkeersborden A1 en J16. De verdachte reed ter plekke dus ruim het dubbele van de toegestane snelheid. Ook was de rijbaan in de rijrichting van de verdachte afgesloten en moest het verkeer uitwijken naar de trambaan aan de linkerkant van de rijbaan. Vlak voor de wegafsluiting stonden schrikhekken met daarop verkeersborden C1 (geslotenverklaring) en D2-L (links passeren) duidelijk aangegeven. De verdachte heeft niet tijdig opgemerkt dat er werkzaamheden waren en dat zijn rijrichting was afgesloten. Vervolgens kon hij niet tijdig afremmen, tot stilstand komen en uitwijken voor het slachtoffer, dat daar aan het werk was.
Causaliteit
Aan de verdachte is overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) ten laste gelegd. Op grond van dit artikel is het eenieder die aan het verkeer deelneemt, verboden zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Dit betekent dat er een tweeledig causaal verband moet worden vastgesteld: ten eerste dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden als gevolg van de gedragingen van de verdachte en ten tweede dat als gevolg van dat ongeval een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Wat betreft het causaal verband tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval overweegt de rechtbank dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden zonder het hiervoor beschreven rijgedrag van de verdachte. De forse snelheidsovertreding op een kruispunt waar wegwerkzaamheden plaatsvonden en het vervolgens niet tijdig reageren op het feit dat de rijbaan was afgesloten, hebben ertoe geleid dat de verdachte niet kon uitwijken voor het slachtoffer, waardoor hij met een enorme snelheid tegen hem aan is gebotst.
Dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen door het ongeluk stelt de rechtbank vast op grond van de genoemde bewijsmiddelen. Uit de letselbeschrijving volgt dat het slachtoffer een hersenschudding, een breuk van het slaapbeen en een open, gecompliceerde breuk van de linker enkel en het kuitbeen heeft opgelopen. Het slachtoffer is na het ongeluk overgebracht naar het ziekenhuis, waar een operatie en een ziekenhuisopname van vijf dagen noodzakelijk waren. De behandelaar heeft ingeschat dat de herstelduur ten minste drie maanden zou duren. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt echter dat het slachtoffer ten tijde van de terechtzitting nog steeds ernstige lichamelijk klachten had en dat volledig herstel nog maar de vraag is. Het slachtoffer kan niet autorijden, werken en hij zit nog steeds thuis.
Schuld in de vorm van roekeloosheid
De verdachte moet voorts ten aanzien van het ontstaan van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. De rechtbank acht met de officier van justitie bewezen dat bij de verdachte sprake is geweest van schuld in de vorm van roekeloosheid, dus de zwaarste vorm van schuld in het verkeer. Zij overweegt daartoe het volgende.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij moet beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval, ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Dat is het geval als de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) dat opzettelijk heeft gedaan en (d) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden. Dit is een gedraging die in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk is genoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. De verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, als bedoeld in die bepaling.
b) In ernstige mate
De rechtbank heeft ook al vastgesteld dat de verdachte ter plekke ruim twee keer zo hard reed dan was toegestaan. Hij reed tussen de 75 en 85 km/u waar een maximumsnelheid van 30 km/u gold. Dit maximum was tijdelijk ingesteld in verband met werkzaamheden aan het riool. In een dergelijk geval mag van de weggebruiker extra oplettendheid en voorzichtigheid worden verlangd. Bovendien reed de verdachte onder invloed van softdrugs. Het THC-gehalte in zijn bloed was hoger dan de toegestane grenswaarde bij enkelvoudig gebruik. Het is algemeen bekend dat cannabis een negatieve invloed op het beoordelingsvermogen en de reactiesnelheid van een bestuurder heeft. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank in het strafdossier onvoldoende bewijs om uit te gaan van gecombineerd gebruik van cannabis en alcohol. Ten slotte sluit de rechtbank haar ogen niet voor het gegeven dat de verdachte in het geheel geen rijbewijs heeft. Dit alles bij elkaar maakt dat de verdachte in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden.
c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een snelheid die ruim het dubbele is van de toegestane maximumsnelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Zij is verder van oordeel dat de verdachte ook het opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Daarbij betrekt de rechtbank niet alleen de aanzienlijke snelheidsovertreding, maar ook het gegeven dat de verdachte onder invloed van softdrugs was en geen rijbewijs heeft. Verder heeft de verdachte er volgens zijn eigen verklaring bewust voor gekozen om auto te rijden, ondanks dat hij enkele uren daarvoor had geblowd.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank een zeer gevaarlijke situatie door binnen de bebouwde kom veel te hard rijden – ook zonder middelengebruik – voorzienbaar. Dat zich in dit geval een dergelijke situatie daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Conclusie
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen is, waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld in het verkeer, te weten roekeloosheid.