In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die voorafgaand aan zijn inbewaringstelling in strafrechtelijke detentie verbleef. Eiser stelde dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet voldoende had gedaan om zijn overdracht aan de Zwitserse autoriteiten voor te bereiden, zoals vereist onder de Dublinverordening. Verweerder erkende dat de inspanningsverplichting niet was nageleefd, maar stelde dat dit niet leidde tot een proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van verweerder uitviel, ondanks de geconstateerde schending van de inspanningsverplichting. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit van de maatregel van bewaring ongegrond en het beroep tegen het overdrachtsbesluit niet-ontvankelijk. Eiser had afstand gedaan van zijn recht om gehoord te worden en was niet verschenen op de zitting. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.