ECLI:NL:RBDHA:2022:1372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
C/09/19/209 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een schone lei in het kader van de WSNP voor een gedupeerde in de Kinderopvangtoeslag-affaire

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) voor mevrouw [schuldenares], die door de Belastingdienst is aangemerkt als gedupeerde in de Kinderopvangtoeslag-affaire. Mevrouw [schuldenares] heeft op 31 juli 2019 de WSNP aangevraagd en heeft op 4 januari 2022 verzocht om beëindiging van de WSNP met een schone lei. De rechtbank heeft beoordeeld of zij aan de verplichtingen van de WSNP heeft voldaan. De Belastingdienst heeft verklaard alle geverifieerde schulden in de boedel te zullen betalen en een bedrag van minimaal € 30.000,- te storten in het kader van de Catshuisregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat mevrouw [schuldenares] niet (toerekenbaar) tekort is geschoten in haar verplichtingen en heeft besloten haar de schone lei te verlenen. De looptijd van de WSNP is verkort tot 4 januari 2022, en de rechtbank heeft de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld op € 4.272,73, inclusief omzetbelasting. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummer: C/09/19/209 R
vonnis van 21 februari 2022
in de zaak van:
[schuldenares]
geboren op [geboortedatum]-1988 te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek),
wonende te [adres, postcode en woonplaats].
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [schuldenares] zit in de wettelijke WSNP (WSNP). Zij is door de Belastingdienst aangemerkt als gedupeerde in de Kinderopvangtoeslag-affaire (KOT-affaire).
Mevrouw [schuldenares] heeft door middel van een keuzeformulier van de rechtbank gekozen om haar WSNP met de zogenoemde ‘schone lei’ te laten beëindigen in plaats van deze tussentijds te beëindigen. De rechtbank beoordeelt nu of mevrouw [schuldenares] aan de verplichtingen heeft voldaan die horen bij de WSNP. In dat geval wordt aan mevrouw [schuldenares] de schone lei verleend. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt, niet meer op mevrouw [schuldenares] kunnen verhalen.
De rechtbank zal aan mevrouw [schuldenares] de schone lei verlenen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Mevrouw [schuldenares] is op 31 juli 2019 toegelaten tot de WSNP. Daarbij is mr. R.G.C. Veneman tot rechter-commissaris en, voor het laatst, I.M. Thomason te Zuidland tot bewindvoerder benoemd.
1.2.
De Belastingdienst heeft mevrouw [schuldenares] bij brief van 30 april 2021 aangemerkt als gedupeerde in de KOT-affaire. In deze brief verklaart de Belastingdienst dat zij alle schulden in de boedel van het WSNP-traject zal betalen. Daarnaast geeft de Belastingdienst aan dat mevrouw [schuldenares] de zogenoemde ‘Catshuisregeling’ van minimaal € 30.000,- zal ontvangen.
1.3.
Op 7 juni 2021 heeft buiten aanwezigheid van mevrouw [schuldenares] , de bewindvoerder en schuldeisers een verificatievergadering plaatsgevonden.
1.4.
Mevrouw [schuldenares] heeft op 4 januari 2022 door middel van een keuzeformulier van de rechtbank gekozen om haar WSNP met de schone lei te laten beëindigen in plaats van deze tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350, lid 1 sub a of b van de Faillissementswet (Fw).
1.5.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 4 januari 2022 bericht dat de Belastingdienst een bedrag heeft gestort op de boedelrekening ter voldoening van alle geverifieerde schulden, inclusief de vergoeding van de bewindvoerder en het vastrecht.
1.6.
De eindzitting heeft op 21 februari 2022 buiten aanwezigheid van mevrouw [schuldenares] en de bewindvoerder plaatsgevonden.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank zal de WSNP van mevrouw [schuldenares] verkorten en haar tegelijkertijd de schone lei toekennen. De rechtbank licht dit hierna toe.
2.2.
Een WSNP duurt in beginsel drie jaar (artikel 349a Fw). Deze termijn is op dit moment nog niet verstreken. Deze verstrijkt namelijk pas op 31 juli 2022. Mevrouw [schuldenares] is echter door de Belastingdienst aangemerkt als gedupeerde in de KOT-affaire. De Belastingdienst heeft vervolgens de geverifieerde schuldenlast overgemaakt naar de boedelrekening. De bewindvoerder zal daarna alle geverifieerde schuldeisers uitbetalen. De WSNP kan daarom worden beëindigd.
2.3.
De rechtbank zal daarom eerst de looptijd van haar regeling verkorten op grond van artikel 349a lid 3 Fw. De bewindvoerder heeft op 4 januari 2022 de rechtbank bericht dat de Belastingdienst een bedrag heeft gestort op de boedelrekening ter voldoening van alle geverifieerde schulden, inclusief de vergoeding van de bewindvoerder en het vastrecht. De rechtbank verkort de looptijd van de regeling daarom tot diezelfde datum.
2.4.
Mevrouw [schuldenares] heeft gekozen om haar regeling te laten beëindigen met de schone lei. Om te kunnen beoordelen of aan mevrouw [schuldenares] de schone lei wordt verleend, beoordeelt de rechtbank of zij gedurende de looptijd van de WSNP (toerekenbaar) tekort is geschoten in de nakoming van de WSNP-verplichtingen, met andere woorden: of zij deze verplichtingen tijdens de looptijd van de regeling voldoende is nagekomen. De WSNP-verplichtingen zijn in de kern: een informatieverplichting, een inspanningsverplichting, een verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan en een afdrachtverplichting).
2.5.
De rechtbank stelt vast dat mevrouw [schuldenares] niet (toerekenbaar) tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Dat betekent dat de WSNP wordt beëindigd met de schone lei. Er zijn geen redenen gebleken om tot een ander oordeel te komen.
2.6.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijzigt de looptijd van de WSNP van mevrouw [schuldenares] , zodat deze van 31 juli 2019 tot 4 januari 2022 liep;
- stelt vast dat mevrouw [schuldenares] niet (toerekenbaar) in de nakoming van één of meer uit de WSNP voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- verstaat dat de verplichtingen van mevrouw [schuldenares] zijn geëindigd op 4 januari 2022, maar dat de WSNP eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 4.272,73 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;
- stelt het vastrecht vast op € 657,-, voor zover de boedel toereikend is.
Dit is een beslissing van mr. H.J. van Harten, rechter, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.