ECLI:NL:RBDHA:2022:13719
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.W.M. van Breda, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit was genomen op 31 oktober 2022, met als reden dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 8 december 2022, samen met een andere zaak (NL22.22286). In de uitspraak van diezelfde dag is het beroep van verzoeker afgewezen, wat ook van invloed was op de beslissing in deze zaak. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de Rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.