ECLI:NL:RBDHA:2022:13698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring wegens gebrek aan levensontwrichtende situatie en weigeringsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een urgentieverklaring voor huisvesting had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres stelde dat zij vanwege medische klachten en een te kleine woning een urgentieverklaring nodig had, maar het college oordeelde dat er geen sprake was van een levensontwrichtende situatie en dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in redelijkheid kon besluiten dat de situatie van eiseres niet levensontwrichtend was. Eiseres had een tweede GGD-advies ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat het college het aangepaste advies mocht volgen, waarin stond dat er geen levensontwrichtende situatie was. De rechtbank vond ook dat eiseres niet voldoende had gereageerd op het woningaanbod en dat de omstandigheden van haar huidige woning geen urgent huisvestingsprobleem opleverden.

De rechtbank concludeerde dat de bezwaarmedewerker van het college niet vooringenomen was en dat het beleid van het college om de hardheidsclausule alleen in uitzonderlijke gevallen toe te passen, niet onredelijk was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekende dat zij geen urgentieverklaring kreeg en dat het college niet verplicht was om de proceskosten van eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2883

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. Ö. Arslan),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: A.C. Visser).

Procesverloop

Bij besluit van 24 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een beeldverbinding plaatsgevonden op 22 november 2022. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft verzocht om een urgentieverklaring, omdat zij vanwege medische klachten een tweede wc nodig heeft. Ook is haar woning te klein. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. Volgens verweerder is geen sprake van een levensontwrichtende situatie. [1] Verder zijn er weigeringsgronden van toepassing, omdat de omstandigheid dat de huidige woning te klein zou zijn voor het huishouden van eiseres geen urgent woonprobleem oplevert en eiseres niet optimaal heeft gereageerd op het woningaanbod. [2] Er is volgens verweerder ook geen reden om de hardheidsclausule toe te passen. Eiseres is het hier niet mee eens.
Wat zijn de regels?
2. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat verweerder een tweede GGD-advies heeft gevraagd over haar medische situatie en dat de conclusie van het tweede advies volledig anders is dan die van het eerste advies. Er had daarom een uitgebreidere motivering moeten komen. Ook had er een andere geneeskundige naar moeten kijken. Verder blijkt uit de zinsnede “Wij zijn als een zorgvuldig handelend bestuursorgaan in redelijkheid tot het primaire besluit gekomen…” dat de bezwaarmedewerker vooringenomen het bezwaar heeft beoordeeld. De bezwaarmedewerker spreekt daarnaast in wij-vorm, waardoor er geen sprake van een volledige herbeoordeling lijkt te zijn geweest. De regelgeving vereist niet een minimaal aantal reacties. Bovendien heeft zij op verschillende soorten woningen gereageerd, maar zijn de eengezinswoningen voor haar bijzonder noodzakelijk, omdat ook medisch vaststaat dat zij behoefte heeft aan twee wc’s in de woning. Een appartement heeft doorgaans maar één wc.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is sprake van een levensontwrichtende situatie?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat geen sprake is van een levensontwrichtende situatie. In het eerste advies schreef de GGD-arts in haar conclusie: “Concluderend kan gesteld worden, dat er sprake is van een levensontwrichtende, maar niet levensbedreigende woonsituatie.” Zij heeft ook aangekruist: “Er is sprake van een ernstige, maar niet levensbedreigende of levensontwrichtende woonsituatie.” Nadat verweerder constateerde dat de conclusie van het advies niet overeenkwam met de rest van het advies heeft hij de GGD-arts gevraagd om een aanpassing van het advies. Het advies is aangepast voordat werd beslist op de aanvraag van eiseres. In het aangepaste advies schreef de GGD-arts in haar conclusie: “Concluderend kan gesteld worden, dat er sprake is van een ernstige maar niet levensbedreigende of levensontwrichtende woonsituatie.” Volgens verweerder moet de conclusie in het eerste advies worden gezien als een kennelijke verschrijving. De rechtbank heeft geen reden om hieraan te twijfelen. Hierbij is van belang dat het kruisje pas wordt ingevuld nadat de conclusie is getrokken en dat het niet, zoals eiseres stelt, een vooraf ingevuld antwoord is. Verder heeft verweerder meegedeeld dat de GGD-arts de conclusie van het tweede advies op 9 november 2022 heeft bevestigd. Verweerder mocht dan ook uitgaan van het aangepaste advies en hoefde geen andere GGD-arts te raadplegen.
Mocht verweerder de weigeringsgronden tegenwerpen?
5. Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt mogen stellen dat sprake is van weigeringsgronden. Daargelaten of de woning te klein is voor het huishouden van eiseres, levert deze omstandigheid geen urgent huisvestingsprobleem op. Verweerder heeft ook aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij niet optimaal en voldoende heeft gereageerd op het woningaanbod. Eiseres heeft maar twaalf keer gereageerd op woningen in de periode van dertien weken voorafgaand aan de aanvraag en zij heeft alleen op eengezinswoningen gereageerd. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat appartementen niet geschikt zouden zijn. Ter zitting is bovendien gebleken dat aan eiseres een maisonnette met twee wc’s is aangeboden.
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
6. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule met name is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen, gelet op het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden. De rechtbank vindt dit beleid niet onredelijk. De situatie van eiseres is, hoe vervelend ook, niet onderscheidend genoeg ten opzichte van de vele andere mensen die gebrekkig zijn gehuisvest met de bijbehorende (medische) problemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen.
Is sprake van vooringenomenheid?
7. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de bezwaarmedewerker van verweerder vooringenomen zou zijn. De verwijzing naar de genoemde zinsnede is daarvoor onvoldoende. Ook de omstandigheid dat in de wij-vorm wordt gesproken leidt niet tot de conclusie dat sprake was van vooringenomenheid. Verweerder heeft toegelicht dat dit gebeurt omdat het besluit namens het college van burgemeester en wethouders wordt genomen.
Wat is de conclusie van deze uitspraak?
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt. Verweerder hoeft de kosten die eiseres voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
[…]
b. er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
[…]
m. de aanvrager heeft niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6;
[…].
Artikel 4:7, eerste lid,
Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5 genoemde omstandigheden voordoet en indien een woonsituatie binnen de gemeente naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat:
a. levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt; of
b. één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting van het huishouden optreedt en de leden zelf niet in staat zijn dit op te lossen.
Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019
Artikel 2.1.2
Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor indeling in een urgentiecategorie mogelijk is, bij de volgende op zichzelf staande situaties:
[…]
c.
de huidige woning is te klein of te groot voor het huishouden van de aanvrager;
[…].

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 4:7, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.
2.Artikel 4:5, aanhef en onder b en m, van de Huisvestingsverordening.