ECLI:NL:RBDHA:2022:13698
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing urgentieverklaring wegens gebrek aan levensontwrichtende situatie en weigeringsgronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een urgentieverklaring voor huisvesting had aangevraagd, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat deze aanvraag had afgewezen. Eiseres stelde dat zij vanwege medische klachten en een te kleine woning een urgentieverklaring nodig had, maar het college oordeelde dat er geen sprake was van een levensontwrichtende situatie en dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in redelijkheid kon besluiten dat de situatie van eiseres niet levensontwrichtend was. Eiseres had een tweede GGD-advies ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat het college het aangepaste advies mocht volgen, waarin stond dat er geen levensontwrichtende situatie was. De rechtbank vond ook dat eiseres niet voldoende had gereageerd op het woningaanbod en dat de omstandigheden van haar huidige woning geen urgent huisvestingsprobleem opleverden.
De rechtbank concludeerde dat de bezwaarmedewerker van het college niet vooringenomen was en dat het beleid van het college om de hardheidsclausule alleen in uitzonderlijke gevallen toe te passen, niet onredelijk was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekende dat zij geen urgentieverklaring kreeg en dat het college niet verplicht was om de proceskosten van eiseres te vergoeden.