ECLI:NL:RBDHA:2022:13692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
SGR 22/2640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningurgentie op basis van weigeringsgronden en hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Den Haag, een aanvraag voor een woningurgentie ingediend, omdat zij door lichamelijke en psychische problemen niet in staat is om in haar huidige woning te blijven. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op basis van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019, die verschillende weigeringsgronden kent. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder terecht vier weigeringsgronden heeft aangevoerd. Eiseres kan haar huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere manier oplossen, bijvoorbeeld door behandeling van haar psychische klachten. Daarnaast heeft zij een inschrijfduur van meer dan negen jaar bij Woonnet-Haaglanden, wat haar in staat zou moeten stellen om binnen drie maanden een andere woning te vinden. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat haar woonprobleem levensontwrichtend is en dat verweerder geen aanleiding had om de hardheidsclausule toe te passen.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag voor de urgentieverklaring door verweerder in redelijkheid is genomen. Eiseres heeft geen recht op een urgentieverklaring en het beroep wordt ongegrond verklaard. De kosten van de procedure worden niet vergoed door verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2640

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. T. Ertekin),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.R. Prins).

Procesverloop

1. In het besluit van 13 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een woningurgentie (urgentieverklaring) afgewezen.
1.1.
In het besluit van 14 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd, omdat zij geen trappen kan lopen en door een psychisch probleem ook geen gebruik kan maken van een lift. Eiseres woont nu met haar twee volwassen kinderen op de tweede etage van een portiekwoning en wil met een urgentieverklaring een eengezinswoning huren. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Hvv 2019).
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat heeft verweerder beslist?
4. Volgens verweerder voldoet eiseres niet aan de voorwaarden van de Hvv 2019. In de Hvv 2019 zijn de voorwaarden opgenomen om voor een urgentieverklaring in aanmerking te komen. Als sprake is van één van de omstandigheden uit artikel 4:5 van de Hvv 2019, dan verleent verweerder geen urgentieverklaring. Deze omstandigheden noemt men “weigeringsgronden”. Verweerder moet op grond van artikel 4:5 van de Hvv 2019 een aanvraag alleen inhoudelijk behandelen als geen van de weigeringsgronden van toepassing zijn. In het geval er geen weigeringsgronden zijn, dan gaat verweerder over tot een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. [1]
4.1.
Verweerder vindt dat sprake is van vier weigeringsgronden. Het gaat dan om de volgende weigeringsgronden: [2]
  • eiseres kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
  • het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of was te voorzien;
  • eiseres kan naar verwachting via haar inschrijving bij Woonnet-Haaglanden binnen drie maanden een andere woonruimte krijgen;
  • eiseres heeft niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod.
4.2.
Los van de weigeringsgronden vindt verweerder dat de urgentieverklaring niet kan worden verleend omdat geen sprake is van een levensbedreigende of levensontwrichtende woonsituatie. [3] Verweerder vindt dat er geen aanleiding bestaat om van de regels af te wijken door de hardheidsclausule toe te passen.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres vindt dat sprake is van een levensontwrichtend woonprobleem dat zij niet op een andere manier kan oplossen. De aangeboden woningen heeft eiseres geweigerd omdat die in haar ogen niet passend zijn. Eiseres vindt dat zij haar medische problemen en het daarmee samenhangend woonprobleem heeft aangetoond door brieven van haar GZpsycholoog. De enige manier om het woonprobleem op te lossen is een urgentieverklaring. Eiseres vindt dat verweerder daarom aan eiseres de urgentieverklaring moet verlenen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Mocht verweerder de urgentieverklaring weigeren?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat sprake is van weigeringsgronden. Verweerder voert daarvoor terecht aan dat eiseres haar woonprobleem ook op een andere manier kan oplossen. Eiseres kan zich namelijk laten behandelen voor het psychisch probleem waardoor zij geen gebruik van liften kan maken. Daarnaast kan eiseres zelf binnen drie maanden een andere passende woning huren via Woonnet-Haaglanden. Eiseres heeft volgens verweerder namelijk een inschrijfduur van meer dan negen jaar en dat zou voldoende moeten zijn om een passende woning te vinden. Uit de beschikbare gegevens van Woonnet-Haaglanden blijkt volgens verweerder ook dat eiseres niet minimaal twee keer per week heeft gereageerd op passende huurwoningen en als eiseres reageert, dan reageert zij voornamelijk op eengezinswoningen, terwijl andere soorten woningen ook passend zijn. Daarnaast heeft eiseres vier keer via Woonnet-Haaglanden aangeboden woningen afgewezen en twee keer niet gereageerd op een aanbod. Het ging daarbij om eengezinswoningen en begane grondwoningen. De rechtbank overweegt hierover dat vast staat dat eiseres passende woningen heeft geweigerd.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van weigeringsgronden en dat verweerder daarom zonder verder onderzoek de urgentieverklaring mocht weigeren.
Moest verweerder meer waarde toekennen aan de brieven van de GZ-psycholoog?
7. Eiseres vindt dat verweerder te weinig waarde heeft gehecht aan de brieven van haar GZ-psycholoog. Daaruit blijkt volgens eiseres dat zij een levensontwrichtend woonprobleem heeft dat zij niet op een andere manier kan oplossen. Om de medische situatie van eiseres te kunnen beoordelen heeft verweerder een arts van de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst (GGD-arts) de lichamelijke en psychische klachten van eiseres laten onderzoeken. Eiseres is daarbij ook gezien door de GGD-arts. Daarnaast heeft de GGD-arts kennis genomen van de aangeleverde medische stukken van eiseres, waaronder informatie van de huisarts en de GZpsycholoog. De GGD-arts is tot de conclusie gekomen dat eiseres wel met lichamelijke en psychische klachten kampt maar dat die klachten niet worden veroorzaakt door de huidige woonsituatie. Verweerder heeft bij het weigeren van de urgentieverklaring het medisch advies van de GGD-arts betrokken. Het medisch advies van de GGD-arts is naar het oordeel van de rechtbank op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze opgesteld en zij ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door de GGD-arts. [4] Verweerder mocht daarom uitgaan van de bevindingen van de GGD-arts.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet de waarde hoefde toe te kennen aan de brieven van de GZpsycholoog zoals eiseres dat voor ogen heeft. De brieven van de behandelend GZ-psycholoog zijn namelijk op verzoek van eiseres opgesteld en geven alleen daarom al geen objectief en onderbouwd beeld van de medische situatie van eiseres.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
8. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule [5] met name is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen wegens het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk gevonden. [6] De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het beleid van verweerder op dit punt onredelijk te vinden. De situatie van eiseres is, hoe vervelend ook, niet onderscheidend genoeg ten opzichte van de vele andere mensen die gebrekkig zijn gehuisvest met de bijbehorende (medische) problemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen.
Wat is de conclusie van deze uitspraak?
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Dit betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten van eiseres voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Perniciaro, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Huisvestingsverordening Den Haag 2019
Artikel 4:5 Algemene weigeringsgronden urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 2:3;
er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem;
de aanvrager kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of was te voorzien;
het huisvestingsprobleem kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening;
het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een aan de aanvrager of lid van diens huishouden toe te rekenen handelen of nalaten;
het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem niet of in onvoldoende mate opgelost kan worden met verhuizing naar een zelfstandige woonruimte of een ándere zelfstandige woonruimte;
de aanvraag is ingediend binnen twee jaar nadat een eerder aan aanvrager of een lid van zijn huishouden verleende urgentieverklaring is vervallen of ingetrokken met toepassing van artikel 4:8 of artikel 4:9;
de aanvrager niet in staat is om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien;
het huishoudinkomen is hoger dan anderhalf maal het norminkomen van artikel 14 van de Wet op de huurtoeslag;
de aanvrager naar verwachting bij toepassing van de in artikel 3:5, eerste lid, rangorde binnen drie maanden een andere woonruimte kan krijgen;
de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6, eerste lid, onder a;
de aanvrager heeft niet eerst direct voorafgaand aan de aanvraag drie maanden zelf aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6;
de aanvrager niet ten minste al twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aansluitend staat ingeschreven in de Basisregistratie personen van de gemeenten in de regio Haaglanden, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 4:6.
Artikel 4:7 Overige urgentiecategorieën
1. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 4:5 genoemde omstandigheden voordoet en indien een woonsituatie binnen de gemeente naar het oordeel van burgemeester en wethouders door sociale of medische omstandigheden zodanig is verstoord dat:
levensgevaar voor één of meer leden van het huishouden dreigt; of
één of meer leden van het huishouden zodanig geestelijk, emotioneel of lichamelijk belast is, dat volledige ontwrichting van het huishouden optreedt en de leden zelf niet in staat zijn dit op te lossen.
2. Een urgentieverklaring kan worden verleend indien zich geen van de in artikel 4.5, onder a tot en met l, genoemde omstandigheden voordoet en indien de woningzoekende een door burgemeester en wethouders toegewezen woonkostentoeslag ontvangt die structureel is en noodzaakt tot verhuizing.
3. Een urgentieverklaring kan worden verleend aan een herstructureringskandidaat, indien zich geen van de in artikel 4:5, onder a tot en met l genoemde omstandigheden voordoet en er niet al eerder voor de in het actiegebied gelegen woonruimte van de herstructureringskandidaat een urgentieverklaring is afgegeven.
Artikel 7:3 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van de bestrijding van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Voetnoten

1.ABRvS 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:857.
2.Artikel 4:5, aanhef en onder c, d, k en m van de Hvv 2019.
3.Artikel 4.7, eerste lid van de Hvv 2019.
4.ABRvS 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1437.
5.Artikel 7.3 van de Hvv 2019.
6.ABRvS 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:857.