In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 december 2022 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.S. Pols, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij hem voor twee jaar de toegang tot het Schengengebied is ontzegd. Eiser heeft op 21 november 2022 verzocht om een voorlopige voorziening, waarna de rechtbank verzocht heeft om relevante stukken van verweerder. Verweerder heeft echter een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat inhoudt dat bepaalde stukken alleen door de rechtbank mogen worden ingezien.
De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft op 7 december 2022 vragen gesteld aan verweerder, die vervolgens op 7 december 2022 een geanonimiseerd informatierapport heeft overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de documenten persoonsgegevens zijn vermeld, die door verweerder onleesbaar zijn gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bescherming van deze persoonsgegevens zwaarder weegt dan het belang van eiser bij kennisneming van deze gegevens. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er gewichtige redenen zijn voor de beperking van de kennisneming van de stukken, zoals bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb.
De beslissing is genomen door mr. S. Mac Donald, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en is opgemaakt door drs. M.A.J. Arts als griffier. Tegen deze tussenbeslissing kan geen beroep worden ingesteld voordat het hoger beroep tegen de einduitspraak is ingediend.