ECLI:NL:RBDHA:2022:13653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
HAA 22/7144
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geheimhoudingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure inzake vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 december 2022 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.S. Pols, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij hem voor twee jaar de toegang tot het Schengengebied is ontzegd. Eiser heeft op 21 november 2022 verzocht om een voorlopige voorziening, waarna de rechtbank verzocht heeft om relevante stukken van verweerder. Verweerder heeft echter een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat inhoudt dat bepaalde stukken alleen door de rechtbank mogen worden ingezien.

De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft op 7 december 2022 vragen gesteld aan verweerder, die vervolgens op 7 december 2022 een geanonimiseerd informatierapport heeft overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de documenten persoonsgegevens zijn vermeld, die door verweerder onleesbaar zijn gemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bescherming van deze persoonsgegevens zwaarder weegt dan het belang van eiser bij kennisneming van deze gegevens. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er gewichtige redenen zijn voor de beperking van de kennisneming van de stukken, zoals bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb.

De beslissing is genomen door mr. S. Mac Donald, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en is opgemaakt door drs. M.A.J. Arts als griffier. Tegen deze tussenbeslissing kan geen beroep worden ingesteld voordat het hoger beroep tegen de einduitspraak is ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/7144
beslissing ex artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 8 december 2022

[naam] , eiser,V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. J.S. Pols, advocaat te Vogelenzang),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.V. de Kort).

Aanleiding

In het besluit van 3 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser geïnformeerd dat hij voor de duur van twee jaar staat gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem (SIS II) en hem voor die duur de toegang tot het Schengengebied ontzegd.
Eiser heeft hiertegen op 15 november 2022 bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter op 21 november 2022 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De griffier heeft verweerder verzocht de op het verzoek van eiser betrekking hebbende stukken toe te zenden aan de rechtbank.
Verweerder heeft hieraan gevolg gegeven. Hij heeft echter ten aanzien van twee nader genoemde gedingstukken bij brief van 2 december 2022 een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat verweerder aan de rechtbank heeft meegedeeld dat alleen de rechtbank kennis mag nemen van deze stukken.
De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft vervolgens op 7 december 2022 vragen gesteld aan verweerder.
Verweerder heeft op 7 december 2022 het verzoek om vertrouwelijke kennisname voor één van de stukken voor een belangrijk deel laten vervallen en alsnog een document overgelegd.

Beoordeling

Partijen hebben in een procedure in beginsel recht op kennisneming van alle stukken uit het dossier. Dat neemt niet weg dat op dit recht uitzonderingen mogelijk zijn. Artikel 8:29 van de Awb geeft een regeling voor het geheel of gedeeltelijk geheimhouden van stukken in procedures bij de bestuursrechter. Het eerste lid van dit artikel houdt een beperking in van het recht op gelijke proceskansen. Deze beperking is slechts bij ‘gewichtige redenen’ mogelijk. Vindt de bestuursrechter de beperking gerechtvaardigd, dan is het op grond van het vijfde lid aan de andere partij om te beslissen of de rechter mede op de grondslag van de achtergehouden of geheimgehouden inlichtingen of stukken uitspraak kan doen.
Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de bestuursrechter of de beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Dit is een andere rechter dan de rechter die het verzoek van eiser zal behandelen. De beslissing of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het bezwaar relevante informatie. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. Verweerder heeft in de brieven van 2 en 7 december 2022 aangegeven welke gewichtige redenen ten grondslag aan het verzoek om beperkte kennisneming hebben gelegen, te weten de bescherming van personen die op enige wijze zijn betrokken bij de primaire besluitvormingsfase. Verweerder is ervan overtuigd dat verstrekking van deze gegevens aan eiser kan leiden tot ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen.
4. De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken. Deze stukken betreffen, overeenkomstig met wat door verweerder in brief van 2 december 2022 is vermeld, een informatierapport van de Politie eenheid Amsterdam, Dienst Regionale Informatie Organisatie (DRIO) van 31 oktober 2022 en een e-mail van de gemeente Amsterdam aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). In deze e-mail zijn delen van het document weggelakt. Op 7 december 2022 heeft verweerder het geanonimiseerde informatierapport van 31 oktober 2022 aan eiser verstrekt.
5. De rechtbank stelt vast dat in beide documenten (persoons)gegevens zijn vermeld van natuurlijke personen. Verzoeker heeft deze gegevens onleesbaar gemaakt. Voor wat betreft deze gegevens overweegt de rechtbank dat het belang van genoemde personen, bij bescherming van persoonsgegevens en de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat eiser heeft bij kennisneming van deze gegevens. De kenbaarheid van deze gegevens is ook niet direct van belang voor de beslissing in de hoofdzaak.
De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat de hier aan de orde zijnde belangen gewichtige redenen vormen die beperking van de kennisneming als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb rechtvaardigen.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat beperking van de kennisneming van de genoemde stukken is gerechtvaardigd.
Deze beslissing is gegeven door mr. S. Mac Donald, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, op 8 december 2022 opgemaakt door drs. M.A.J. Arts, als griffier.
griffier rechter
afschrift verzonden op:
Tegen deze tussenbeslissing kan niet eerder beroep worden ingesteld, dan tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.