ECLI:NL:RBDHA:2022:13637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
C/09/627652 / FA RK 22-2181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2022 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2018 met elkaar zijn gehuwd en twee minderjarige kinderen hebben. De man heeft op 31 maart 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij hij nevenvoorzieningen heeft verzocht met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen en alimentatie. De vrouw heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen. Tijdens de zitting op 15 november 2022 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en is de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat door beide partijen is erkend. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald, en de man is gerechtigd om de kinderen op bepaalde momenten bij zich te hebben. De rechtbank heeft ook de alimentatie voor de kinderen vastgesteld, waarbij de man een bedrag van € 65,-- per maand per kind moet betalen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om de vrouw te verbieden met de kinderen te verhuizen en om partneralimentatie te betalen, afgewezen, omdat de man geen draagkracht heeft om aan deze verzoeken te voldoen. De rechtbank heeft de partijen bevolen om over te gaan tot scheiding en deling van de beperkte gemeenschap.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er nog beroep worden aangetekend. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om in onderling overleg afspraken te maken over de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen, waarbij gelijkwaardig ouderschap als uitgangspunt wordt genomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 22-2181 (scheiding) / FA RK 22-4980 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/627652 (scheiding) / C/09/633191 (verdeling)
Datum beschikking: 13 december 2022

Scheiding

Beschikking op het op 31 maart 2022 ingekomen verzoek van:

[naam 1] ,

de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.M. Schouten te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam 2] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. F.E.J. Menkveld te Utrecht .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- de brief van 31 oktober 2022, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- de brief van 4 november 2022, met bijlagen, van de zijde van de man.
Op 15 november 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Feiten

- Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum huwelijk] 2018 te [plaats 1] .
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats 2] .
- De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- Partijen zijn gehuwd in beperkte gemeenschap van goederen. Er zijn geen huwelijkse voorwaarden opgemaakt.
- Deze rechtbank heeft op [beschikkingsdatum] 2022 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende:
 vaststelling dat partijen zijn verwezen naar [instantie] voor deelname aan het hulpverleningstraject Ouderschapsbemiddeling en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
 een verzoek aan de Raad om bij een niet positief verlopen traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is en indien dit onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten en de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
 bepaling dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning;
 bepaling dat de kinderen aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
 bepaling dat de man gerechtigd is de kinderen voorlopig bij zich te hebben:
[voornaam minderjarige 1] , na een opbouw daartoe, vanaf 1 juli 2022 in de even weken:
- op woensdag van 09.00 uur tot 18.00 uur;
- van zondag 10.00 uur tot maandag 18.00 uur;
- in de oneven weken:
- op woensdag van 09.00 tot 18.00 uur;
- van vrijdag 10.00 uur tot zaterdag 18.00 uur;
 bepaling dat de man aan de vrouw met ingang van [beschikkingsdatum] 2022 voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van de beide kinderen tezamen van
€ 239,-- per maand zal voldoen. Bovendien is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een de vrouw te verbieden te verhuizen buiten [plaats 2] .

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man, zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, als volgt:
[voornaam minderjarige 1] :
- in de even weken:
- op woensdag van 09.00 uur tot 18.00 uur;
- van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- in de oneven weken:
- op woensdag van 09.00 tot 18.00 uur;
- van vrijdag 10.00 uur tot zaterdag 18.00 uur;
[voornaam minderjarige 2] :
- tot 1 juli 2022 wekelijks op woensdag en zaterdag van 09.00 uur tot 18.00 uur, waarbij de vrouw [voornaam minderjarige 2] bij de man brengt zodanig dat hij om 9.00 uur bij de man is;
- vanaf 1 juli 2022 gelijk aan de zorgregeling met [voornaam minderjarige 1] , te weten:
- in de even weken:
- op woensdag van 09.00 uur tot 18.00 uur;
- van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- in de oneven weken:
- op woensdag van 09.00 tot 18.00 uur;
- van vrijdag 10.00 uur tot zaterdag 18.00 uur;
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] :
de helft van alle vakanties, feestdagen, waaronder ook de Islamitische feestdagen en vrije dagen, waarbij de kinderen de eerste helft bij de man verblijven en de tweede helft bij de vrouw;
- primair de vrouw te verbieden met de kinderen te verhuizen naar buiten [plaats 2] /gemeente [gemeente] , althans te verbieden te verhuizen buiten een straal van 15 km buiten de huidige woning in [plaats 2] / gemeente [gemeente] ;
subsidiair, in het geval de vrouw al met de kinderen verhuisd is, de vrouw te gelasten terug te keren naar [plaats 2] /gemeente [gemeente] ;
meer subsidiair de woonplaats van de kinderen bij de man te bepalen met een zorgregeling van de vrouw met de kinderen;
- vaststelling van een door de man te betalen kinderalimentatie van € 50,-- per maand per kind, althans een bedrag als de rechtbank juist acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de vrouw zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 350, per maand per kind, bij vooruitbetaling te voldoen;
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van € 500,-- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
- partijen te bevelen met elkaar over te gaan tot scheiding en deling van de beperkte gemeenschap;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd tegen de verzochte kinder- en partneralimentatie. Voor het geval de vrouw wordt toegestaan te verhuizen, heeft hij tevens verweer gevoerd tegen het bepalen van de hoofdverblijfplaats bij de vrouw. Dit alles zal hierna – voor zover nodig –worden besproken.

Beoordeling

De ouders hebben geen ouderschapsplan overgelegd zoals omschreven in artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In de wet is voorgeschreven dat een ouderschapsplan een processuele eis is bij een verzoek tot echtscheiding. Daarom heeft de rechtbank de bevoegdheid om de ouders niet niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
De man heeft gesteld dat het hem ondanks herhaalde pogingen niet is gelukt om met de vrouw tot afspraken te komen. Aangezien de man naar het oordeel van de rechtbank voldoende heeft gemotiveerd dat het voor hem op dit moment niet mogelijk is om een door beide ouders akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de ouders ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Echtscheiding
De man heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft dit erkend, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond kunnen worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats kinderen/verhuizing kinderen
De man heeft – kort samengevat – primair verzocht de vrouw te verbieden met de kinderen buiten [plaats 2] /gemeente [gemeente] te verhuizen, subsidiair in het geval de vrouw al met de kinderen verhuisd is, de vrouw te gelasten terug te keren naar [plaats 2] /gemeente [gemeente] en meer subsidiair de woonplaats van de kinderen bij de man te bepalen met een zorgregeling van de vrouw met de kinderen.
De vrouw heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. Ter zitting heeft de vrouw naar voren gebracht dat zij ervan op de hoogte is dat zij niet met de kinderen buiten [plaats 2] /gemeente [gemeente] mag verhuizen zonder toestemming van de man en dat zij zich zo nodig tot de rechtbank moet wenden voor vervangende toestemming. De vrouw heeft verder naar voren gebracht dat zij op den duur wel naar [plaats 3] zou willen verhuizen en dat dit bij [instantie] onderwerp van gesprek kan zijn, maar dat zij op dit moment nog geen concrete plannen voor een verhuizing heeft.
Nu de man zich op dit moment op zichzelf kan vinden in het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw en niet is gebleken van een verhuizing of concrete plannen daartoe aan de kant van de vrouw zal de rechtbank het primaire, het subsidiaire en het meer subsidiaire verzoek van de man afwijzen bij gebrek aan belang.
Het verzoek van de vrouw de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen zal in het belang van de kinderen worden toegewezen. De vrouw onderkent terecht dat zij, als zij wenst te verhuizen naar [plaats 3] , hierover in overleg moet treden met de man. In het geval hij daarmee dan niet akkoord gaat, zal zij vervangende toestemming voor verhuizing aan de rechter kunnen vragen.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
De reguliere regeling
Ter zitting is gebleken dat de man de kinderen momenteel bij zich heeft de ene week van vrijdag 10.00 uur tot zaterdag 18.00 uur en de andere week van zondag 10.00 uur tot maandag 18.00 uur. De man ziet de kinderen niet meer op woensdag.
Ter zitting heeft de man aangegeven dat hij de kinderen graag bij zich wil hebben de ene week van donderdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en de andere week van zondag 10.00 uur tot maandag 18.00 uur.
De vrouw heeft aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen de ene week van zondag 10.00 uur tot maandag 18.00 uur, maar dat zij wel bezwaar heeft tegen de andere week van donderdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur. De vrouw heeft als argument daarvoor gegeven haar wens om in de toekomst naar [plaats 3] te verhuizen. De man kan de kinderen dan in het weekend zien. Zij wil de hoofdverzorger van de kinderen zijn en blijven.
De rechtbank stelt voorop dat gelijkwaardig ouderschap het uitgangspunt is. De man wil zijn aandeel in de zorg voor de kinderen nemen. Gesteld noch gebleken is dat de man niet goed voor de kinderen zorgt. Weliswaar slapen de kinderen bij de ouders van de man, maar dit is omdat dat man nog niet over voldoende woonruimte beschikt. De man heeft onweersproken gesteld dat de woning van zijn ouders ruim genoeg is om de kinderen daar te ontvangen. De rechtbank acht het niet bezwaarlijk dat de zorgregeling daar wordt uitgevoerd, ook niet als dat betekent dat de ouders van de man, die daar wonen, soms een deel van de zorg voor de kinderen dragen. Er zijn immers geen argumenten aangevoerd waarom de ouders van de man daartoe niet in staat zouden zijn. Bovendien heeft de man ter zitting naar voren gebracht dat hij mogelijk op korte termijn in aanmerking komt voor een eengezinswoning. Dan is het niet meer nodig structureel bij de ouders van de man te overnachten. Het argument van de vrouw dat zij geen doordeweekse regeling wil in verband met haar wens om in de toekomst naar [plaats 3] te verhuizen, staat niet aan uitbreiding van de zorgregeling met de man in de weg. Bij jonge kinderen is het juist van belang dat zij regelmatig contact hebben met de ouder bij wie zij niet hun hoofdverblijfplaats hebben. Zo kunnen zij zich goed hechten. De rechtbank zal de reguliere zorgregeling daarom vaststellen zoals door de man op de zitting als wens naar voren is gebracht.
De regeling voor de vakanties en de feestdagen
Ter zitting zijn de ouders het eens geworden over de verdeling van de vakanties en de feestdagen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Kinderalimentatie
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man aan haar een kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen dient te betalen van € 350,-- per maand per kind.
De man heeft verzocht de door hem te betalen kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen te bepalen op € 50,-- per maand per kind, althans een bedrag als de rechtbank juist acht.
In geschil is de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de man.
Behoefte
Bij het bepalen van de behoefte aan kinderalimentatie hanteert de rechtbank de uitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in het Rapport alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatienormen en de daarbij behorende Tabel eigen aandeel kosten kinderen. Voor het bepalen van die behoefte dient allereerst het netto besteedbaar gezinsinkomen (nbgi) van partijen tijdens hun huwelijk te worden bepaald. Het netto besteedbaar inkomen (NBI) van iedere ouder is de som van het bruto-inkomen, inclusief vakantietoeslag en eventuele andere inkomsten, verminderd met de belastingen en premies die daarover verschuldigd zijn, waarbij tevens de relevante heffingskortingen in aanmerking worden genomen. Redelijke (aftrekbare) pensioenlasten en de premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering worden ook in aanmerking genomen, ongeacht of deze voortvloeien uit een collectief contract of een individuele pensioenregeling. Geen rekening wordt gehouden met de fiscale gevolgen van het hebben van een eigen woning in de zin van de Wet IB 2001 (eigenwoningforfait en aftrek van hypotheekrente) en/of met de voor de financiering van de woning noodzakelijke premies voor verzekeringen en aflossingen. Ook wordt geen rekening gehouden met de fiscale gevolgen van de bijtelling vanwege een auto van de zaak.
De vrouw heeft als productie 4 overgelegd een berekening van het NBI van de man tijdens het huwelijk en een berekening van het NBI van de vrouw tijdens het huwelijk. De vrouw heeft daarbij de periode 2022-1 aangehouden. Nu de man ter zitting heeft aangegeven dat hij ook 2022 heeft aangehouden, zal de rechtbank de overgelegde berekeningen van de vrouw als uitgangspunt nemen.
NBI man tijdens huwelijk
Tegen de inhoud van de door de vrouw overgelegde berekeningen is door de man geen verweer gevoerd, behoudens voor wat betreft het in acht te nemen salaris van de man.
De man is directeur-grootaandeelhouder van [besloten vennootschap] . De vrouw is voor wat betreft de berekening van het NBI van de man uitgegaan van het verplichte minimale DGA-salaris van € 48.000,-- bruto per jaar.
Ter zitting heeft de man gesteld dat partijen gemiddeld leefden van € 1.800,-- netto per maand, naast de ziektewetuitkering van de vrouw. De man heeft betoogd dat het bedrag van € 48.000,-- bruto per jaar niet haalbaar was. Voorts heeft de man erop gewezen dat de belastingdienst het verzoek van de man tot verlaging van zijn DGA-salaris tot € 20.220,-- bruto per jaar heeft goedgekeurd.
De rechtbank zal, bij de bepaling van de behoefte, uitgaan van het door de vrouw in aanmerking genomen bedrag van € 48.000,-- bruto per jaar. De man heeft zich weliswaar tijdens het huwelijk een laag salaris toegekend uit de holding maar daarnaast waren er onttrekkingen, zoals de vrouw onweersproken heeft gesteld. Uit de aangifte IB 2021 van de man blijkt bijvoorbeeld een salaris van € 11.795,-- uit [besloten vennootschap] en daarnaast inkomen uit [bedrijf] . Vermeld worden in dat verband een bedrag van € 35.948, aan privé-onttrekkingen en een bedrag van € 1.973,-- aan winst uit onderneming. Deze bedragen, opgeteld, stroken heel behoorlijk met het door de vrouw genoemde bedrag. Hierom kan in dit geval voor de bepaling van de behoefte van € 48.000,-- worden uitgegaan.
Uit de berekening van de vrouw volgt dat het NBI van de man € 2.924,-- per maand bedroeg. De rechtbank zal hiervan uitgaan.
NBI vrouw tijdens huwelijk
Niet in geschil is dat de vrouw ten tijde van de samenwoning laatstelijk een ziektewetuitkering ontving van € 1.538,-- bruto per maand. Uit de, op deze ziektewetuitkering gebaseerde, berekening van vrouw volgt dat het NBI van de vrouw
€ 1.286,-- per maand bedroeg. De rechtbank zal hiervan uitgaan.
Aldus becijfert de rechtbank het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen ten tijde van het huwelijk op (€ 2.924,-- + € 1.286,-- + € 34,-- kindgebonden budget) afgerond € 4.245,-- per maand.
Dit gegeven, gevoegd bij het ten aanzien van de kinderen toepasselijke aantal kinderbijslagpunten (8), levert een tabelbedrag op van € 946,-- per maand. De rechtbank zal voor wat betreft de behoefte van de kinderen uitgaan van dit bedrag.
Draagkracht
Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding de ouders dienen bij te dragen in de kosten van de kinderen.
De rechtbank volgt ook in dit opzicht het Rapport alimentatienormen, waaruit volgt dat het eigen aandeel in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht. Het bedrag aan draagkracht wordt vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.020,--)]. Voor de lagere inkomens (beneden een NBI van € 1.720,--) zijn vaste bedragen per categorie van toepassing.
Huidig NBI en draagkracht man
De rechtbank zal bij de berekening van het huidige NBI van de man uitgaan van een DGA-salaris van € 1.685,-- bruto per maand zoals dit uit de door de man overgelegde salarisstroken van juli tot en met september 2022 blijkt. Gezien de goedkeuring door de belastingdienst van dit lagere DGA-salaris, ziet de rechtbank geen aanleiding hiervan af te wijken. De man heeft ter zitting toegelicht dat er diverse tegenvallers zijn, zoals een naheffing energie en een order die niet wordt uitgeleverd maar waarvoor wel is betaald, en dat er daarom geld in de onderneming gereserveerd moet worden. Op dit moment zit er volgens de man niet meer in. De rechtbank is van oordeel dat de man dit aan de hand van de door hem overgelegde stukken voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De man heeft ook voldoende toegelicht dat hij uit zijn eenmanszaak geen inkomen meer heeft.
De rechtbank zal rekening houden met de volgende fiscale heffingskortingen:
  • de algemene heffingskorting;
  • de arbeidskorting;
  • de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Aan de hand van voormelde uitgangspunten becijfert de rechtbank het huidige NBI van de man op een bedrag van € 1.720,-- per maand. De rechtbank verwijst hierbij naar de aan deze beschikking gehechte berekening.
De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule € 129,-- per maand. De rechtbank is in de formule uitgegaan van de forfaitaire woonlast. De man betaalt momenteel een kale huur van € 415,-- per maand en hierbij komen nog servicekosten. Deze woonlast verschilt nagenoeg niet van de forfaitaire woonlast. Hier komt bij dat, zodra de man verhuist naar een eengezinswoning, de woonlast van de man vermoedelijk hoger zal zijn dan de forfaitaire woonlast.
Huidig NBI en draagkracht vrouw
Niet (langer) in geschil is dat de vrouw momenteel een bijstandsuitkering heeft.
De man heeft gesteld dat van de vrouw verwacht mag worden dat zij gaat werken. Volgens de man heeft de vrouw een inspanningsverplichting en komt zij die onvoldoende na.
De man meent dat voor het bepalen van de draagkracht van de vrouw gerekend dient te worden tenminste met het inkomen dat de vrouw genereerde voordat zij van de ziektewetuitkering gebruik maakte.
De vrouw heeft gesteld dat zij aan het solliciteren is, maar dat het nog niet gelukt is om een baan te vinden.
De rechtbank zal uitgaan van de huidige situatie waarin de vrouw een bijstandsuitkering ontvangt. De vrouw dient zich in te spannen om ervoor te zorgen dat zij kan bijdragen in de kosten van de kinderen. Nu algemeen bekend is dat gemeenten erop toezien dat bijstandsgerechtigden de op hen rustende sollicitatieplicht nakomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de zijde van de vrouw met een fictief inkomen te rekenen. Volgens het Rapport alimentatienormen wordt geen draagkracht aangenomen bij de verzorgende ouder die een inkomen heeft op bijstandsniveau.
Uitgaande van de bijstandsuitkering van de vrouw heeft de vrouw geen draagkracht bij te dragen in de kosten van de kinderen.
Derhalve bedraagt de gezamenlijke draagkracht van partijen in totaal € 129,-- per maand.
Zorgkorting
De man stelt dat hij aanspraak maakt op toepassing van de zorgkorting op de door hem verschuldigde kinderalimentatie.
De rechtbank volgt ook in dit opzicht het Rapport alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. Nu de man gemiddeld drie dagen per week de zorg zal hebben voor de kinderen, geldt een percentage van 35. De behoefte van de kinderen is € 946,-- per maand, zodat de zorgkorting afgerond een bedrag van € 331,-- per maand bedraagt.
De ouders hebben samen echter onvoldoende draagkracht om volledig te voorzien in de behoefte van de kinderen. Dit tekort is ruim twee keer zo groot als de zorgkorting, waardoor de aanspraak van de man op de zorgkorting vervalt en de man maximaal moet bijdragen in de behoefte van de kinderen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken, zoals de man voorstaat.
Dit betekent dat de man een kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen van € 129,-- per maand, afgerond € 65,-- per maand per kind.
Partijen zijn het erover eens dat de ingangsdatum van de kinderalimentatie de datum van de beschikking moet zijn.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank als na te melden beslissen.
Partneralimentatie
Uit de aan deze beschikking gehechte berekening van de draagkracht van de man ten behoeve van de kinderalimentatie volgt dat de man geen draagkracht over heeft om partneralimentatie te voldoen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daartoe daarom afwijzen.
Verdeling beperkte huwelijksgemeenschap
De vrouw heeft verzocht partijen te bevelen met elkaar over te gaan tot scheiding en deling van de beperkte gemeenschap.
Ter zitting heeft de man ingestemd met dit verzoek en zijn eigen verzoek op dit punt ingetrokken.
De rechtbank zal het verzoek als niet weersproken en op de wet gegrond als na te melden toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum huwelijk] 2018 te [plaats 1] ;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats 1] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats 2] ,
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat genoemde minderjarigen bij de man zullen zijn:
  • in de even weken van zondag 10.00 uur tot maandag 18.00 uur;
  • in de oneven weken van donderdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
  • de helft van alle vakanties, feestdagen, waaronder ook de Islamitische feestdagen en vrije dagen, waarbij de kinderen de eerste helft van de vakanties bij de man verblijven en de tweede helft bij de vrouw,
  • waarbij voor de zomervakanties geldt dat de kinderen bij de man zijn:
 2023: de eerste week, de derde week en de vijfde week;
 2024: de eerste twee weken en de vijfde week;
 2025 en de jaren daarna: de eerste drie weken;
 en in de overige weken bij de vrouw;
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarvan de ouders in onderling overleg kunnen afwijken, uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden een kinderalimentatie ten behoeve van genoemde minderjarigen(bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt) van € 65,-- per maand, per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad;
*
beveelt partijen met elkaar over te gaan tot scheiding en deling van de beperkte gemeenschap en verklaart dit bevel uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Koper, M.J. Alt-van Endt en A.F. Mollema, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 13 december 2022.