ECLI:NL:RBDHA:2022:13629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
SGR 20/7539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor uitweg in verband met verkeersveiligheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een uitweg. Eiser, eigenaar van een perceel in Den Haag, had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het maken en gebruiken van een uitweg. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er al een andere uitweg aanwezig is en de nieuwe uitweg niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en het college aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verkeersveiligheid in het geding is, aangezien de beoogde uitweg uitkomt op een wijkontsluitingsweg met een snelheidslimiet van 50 km/uur. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft geweigerd, omdat het belang van verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het belang van eiser om een nieuwe uitweg te realiseren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de weigering van de omgevingsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7539

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

(gemachtigde: mr. T.M.T. Konings).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een uitweg.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 29 augustus 2019 (primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 oktober 2020 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het college heeft daarbij het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften gevolgd.
1.2.
Het college heeft op het beroep van eiser gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.
1.4.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om het college in staat te stellen om te beoordelen of een door eiser ingediend principeverzoek voor het bouwen van woningen op het perceel tot verlening van de omgevingsvergunning voor de uitweg zou kunnen leiden. Het college heeft de rechtbank nadien onweersproken medegedeeld dat eiser een dergelijk principeverzoek niet heeft ingediend.
1.5.
Partijen hebben medegedeeld geen behoefte te hebben aan een nader onderzoek ter zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiser is eigenaar van het perceel [adres] [huisnummer] in [plaats] . Eiser heeft voor dit perceel een omgevingsvergunning aangevraagd voor het maken en gebruiken van een uitweg. De wegbeheerder van het Stadsdeel, de afdeling mobiliteit en de politie hebben geadviseerd de vergunning niet te verlenen in verband met de verkeersveiligheid. De [weg] is namelijk een wijkontsluitingsweg met een snelheidslimiet van 50 km/uur. Volgens de ingewonnen adviezen belemmert de beoogde uitweg de doorstroom van het verkeer. Op dit moment is het perceel van eiser toegankelijk via een in-/uitrit aan de zijkant ( [straatnaam] ). Het college vindt een extra uitweg voor het perceel van eiser daarom niet noodzakelijk. Het college heeft de omgevingsvergunning voor een uitweg aan de [weg] geweigerd in verband met de verkeersveiligheid en omdat het college het belang van de verkeersveiligheid groter acht dan het belang van eiser.

Wat vinden partijen?

2. Eiser betoogt dat hij nieuwe woningen op het perceel wil realiseren maar dat de bouw daarvan niet mogelijk is als het college geen omgevingsvergunning voor de uitweg verleent. Het college heeft dit aspect volgens eiser onvoldoende betrokken in de besluitvorming en het bestreden besluit op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd. Eiser betoogt verder dat het college in gelijke gevallen wel een omgevingsvergunning voor een uitweg heeft verleend en in zijn geval handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Als percelen aan de [weg] geen uitweg hadden, dan verleende het college in het verleden wel een omgevingsvergunning voor een uitweg.
2.1.
Het college vindt dat de omgevingsvergunning kan worden geweigerd in het belang van het veilig en doelmatig kunnen gebruiken van de [weg] als wijkontsluitingsweg. Het college vindt verder dat het belang van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het belang van eiser om in de toekomst mogelijk woningen te kunnen bouwen. Daarbij weegt het college ook mee dat eiser op dit moment al over een uitweg beschikt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak
Hoe is het bestreden besluit tot stand gekomen?
4.1.
De rechtbank overweegt dat tijdens de hoorzitting van de Adviescommissie bezwaarschriften op 9 maart 2020 eiser voor het eerst heeft aangevoerd dat hij de uitweg nodig heeft voor twee nog te realiseren woningen op het perceel. Volgens eiser is het bouwen van twee woningen op grond van het bestemmingsplan toegestaan. Zonder een nieuwe ontsluiting van het perceel aan de [weg] , aldus eiser, kan hij het perceel niet splitsen voor de bouw van twee nieuwe woningen. In het verslag van die hoorzitting is daarover het volgende opgenomen:
“Mevrouw Blankenstein [1] meldt dat de [weg] een wijkontsluitingsweg is, en dat op advies van de hulpdiensten en de politie is afgesproken dat er geen uitwegen worden aangelegd omdat die snelheidsbelemmerend zijn. Zij stelt dat hier alleen een uitzondering op wordt gemaakt als dit strikt noodzakelijk is, maar dat dat hier niet het geval is omdat er al een uitweg is op liet perceel. Zij zegt dat haar niet bekend was dat bezwaarmaker het perceel wilde splitsen omdat dit in de aanvraag niet is benoemd, en dat de aanvraag is getoetst zoals deze is ingediend. Zij stelt dat deze nieuwe informatie de situatie zou kunnen veranderen, en dat bezwaarmaker een nieuwe aanvraag kan indienen waarin deze nieuwe feiten en omstandigheden worden meegenomen. Verder zegt zij dat, als bezwaarmaker stukken kan overleggen waaruit blijkt dat DSO [2] akkoord is met de splitsing, in de vergunning als voorschrift kan worden opgenomen dat deze wordt verleend onder het voorbehoud dat de splitsings- en bouwvergunning worden toegekend.
De heer Geelhoedvindt dit een goed voorstel, en zegt dat in dit geval zal worden overwogen het bezwaar in te trekken.
Mevrouw Blankensteinzal doorgeven aan de vakafdeling dat dit zo besproken is, zodat zij rekening kunnen houden met de komst van een nieuwe aanvraag.
De heer Van der Zalm [3] stelt voor de behandeling van bezwaar voor onbepaalde tijd aan te houden, zodat dit traject kan worden doorlopen. Beide partijen gaan hiermee akkoord. Hij sluit de hoorzitting.”
4.2.
De rechtbank overweegt dat na de hoorzitting van 9 maart 2020 de gemachtigde van eiser en het college hebben gecorrespondeerd met het doel een oplossing te vinden. Eiser heeft daarbij het standpunt ingenomen eerst een principeverzoek te willen indienen voor de omgevingsvergunning om te kunnen splitsen en te bouwen in verband met de hoge (leges)kosten voor een aanvraag. Het college heeft zich op het standpunt gesteld de omgevingsvergunning voor de uitweg te zullen verlenen als aan twee voorwaarden is voldaan. De Dienst Stedelijke Ontwikkeling moet instemmen met het splitsten en de betrokken diensten en de politie moeten positieve adviezen over de verkeersveiligheid geven.
Als aan die twee voorwaarden wordt voldaan, dan verleent het college de vergunning met het voorschrift dat “pas van de uitwegvergunning gebruik mag worden gemaakt, nadat de vergunning voor het splitsen en de activiteit bouwen onherroepelijk zijn”. [4]
4.3.
Op 16 oktober 2020 heeft de Adviescommissie bezwaarschiften geadviseerd het primaire besluit in stand te laten omdat het overleg tussen eiser en het college niet heeft geresulteerd in een oplossing.
Wat zijn de regels?
5. Voor het maken en gebruiken van een uitweg in Den Haag is een omgevingsvergunning nodig. [5] Het college kan die omgevingsvergunning weigeren in het belang van: de bruikbaarheid van de weg; het veilig en doelmatig gebruik van de weg; de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente. [6]
5.1.
Het college kan een omgevingsvergunning voor een uitweg weigeren als sprake is van één (of meer) van de weigeringsgronden van artikel 2:84, tweede lid, van de algemene plaatselijke verordening. Als zich een weigeringsgrond voordoet, dan kan het college de vergunning weigeren, maar dat hoeft niet. Het college kan de omgevingsvergunning ook verlenen als het belang van een aanvrager zwaarder weegt dan het belang bij weigering.
Is er een grondslag om de omgevingsvergunning te weigeren?
6. De rechtbank overweegt dat eiser tegen de gemeentelijke adviezen over de verkeersveiligheid geen eigen tegenrapport in van een deskundig te achten persoon of instantie heeft ingebracht. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college zich op het advies van de gemeentelijke diensten en politie mag baseren en dat sprake is van een weigeringsgrond voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Het college kan de omgevingsvergunning daarom weigeren in het belang van het veilig en doelmatig kunnen gebruiken van de [weg] als wijkontsluitingsweg.
Is sprake van een ongelijke behandeling?
7. Eiser betoogt dat het college in gelijke gevallen wel een omgevingsvergunning voor een uitweg heeft verleend. Als percelen aan de [weg] geen uitweg hadden, dan verleende het college in het verleden een omgevingsvergunning voor een uitweg. Het college heeft in zeven gevallen volgens eiser een omgevingsvergunning verleend als de betrokken diensten en politie negatief hebben geadviseerd. De rechtbank overweegt dat van de zeven genoemde gevallen zes percelen geen uitweg hadden en het college daarom een uitweg heeft vergund. In één geval is een omgevingsvergunning vergund aan de [weg] maar dit uitweg kwam niet uit op de wijkontsluitingsweg.
7.1.
De rechtbank overweegt dat de beschreven gevallen aan de [weg] geen uitweg zouden hebben zonder de vergunde uitweg. Het college heeft in die gevallen daarom een omgevingsvergunning verleend voor een uitweg. Eiser beschikt echter al over een in-/uitweg via [straatnaam] in tegenstelling tot de beschreven gevallen. Met het college is de rechtbank het daarom eens dat de situatie van eiser niet vergelijkbaar is met de beschreven gevallen.
Heeft het college de belangen van eiser zorgvuldig betrokken in de besluitvorming?
8. De rechtbank is van oordeel dat het college zorgvuldig de belangen van eiser heeft betrokken in de besluitvorming. De rechtbank overweegt daartoe dat eiser weliswaar stelt dat de uitweg aan de [weg] in de toekomst nodig is om woningen op het perceel te kunnen realiseren maar eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij de benodigde vergunningen ook heeft aangevraagd, dan wel een principeverzoek daarvoor heeft ingediend. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het college tijdens de bezwaarprocedure bereid is geweest om de omgevingsvergunning te verlenen als de Dienst Stedelijk Ontwikkeling zou instemmen met het splitsen van het perceel, waarbij als voorschrift bij de vergunning kan worden opgenomen dat deze wordt verleend onder het voorbehoud dat de splitsings- en bouwvergunning worden verleend. Van die mogelijkheid heeft eiser geen gebruik gemaakt.
8.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangeven dat eiser onlangs een principeverzoek voor de splitsing van het perceel en bouw van de woningen had ingediend. Het college toonde zich daarop bereid om te onderzoeken of het principeverzoek tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning voor de uitweg zou kunnen leiden waarop de rechtbank het onderzoek schorste. Het college berichtte de rechtbank naderhand niet bekend te zijn met een principeverzoek. De rechtbank komt ook daarom tot het oordeel dat het weigeren van de omgevingsvergunning op dit moment nog geen gevolg geeft voor de woningen die eiser wil realiseren. Het staat namelijk nog niet vast dat eiser de woningen daadwerkelijk zal realiseren. Het college was naar het oordeel van de rechtbank daarom niet gehouden in de besluitvorming te betrekken dat eiser de uitweg nodig heeft voor het kunnen realiseren van woningen op het perceel.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Het college heeft de omgevingsvergunning in redelijkheid geweigerd in verband met de negatieve adviezen. Daarbij komt dat het belang van de verkeersveiligheid prevaleert boven het belang van eiser bij een uitweg. Dat betekent dat het weigeren van de omgevingsvergunning in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Perniciaro, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2022.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:4
Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Bijzondere wet

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.2
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
[Red: vervallen,]
een monument als bedoeld in een zodanige verordening:
1°. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of
2°. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het
wordt ontsierd of in gevaar gebracht,
een bouwwerk te slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads- of dorpsgezicht,
een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, voor zover daarvoor tevens een verbod geldt als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b,
een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,
(…)
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag

Artikel 2:84 Uitweg
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.
De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
de bruikbaarheid van de weg;
het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
e bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente
3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement.

Voetnoten

1.Vertegenwoordiger van het college.
2.Dienst Stedelijke Ontwikkeling.
3.Vice-voorzitter van de adviescommissie.
4.E-mail van 15 juni 2021 van mevrouw Blankenstein aan de heer Geelhoed.
5.Artikel 2.2, eerste lid, onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 2.84, eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag.
6.Artikel 2.84, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag.