ECLI:NL:RBDHA:2022:13623
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om oplegging van een boete aan een medewerker van het college door eisers, bestuursrechter kennelijk onbevoegd
In deze zaak hebben eisers op 6 juli 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank en verzocht om een boete van € 25.000,- op te leggen aan een medewerker van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De rechtbank heeft het verzoek niet in behandeling genomen en heeft de eisers op 30 augustus 2022 geïnformeerd dat het juridisch loket aangaf dat het verzoek onder het bestuursrecht valt, hoewel het ook deels civiel kan zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen besluit van verweerder ten grondslag ligt aan het beroep van eisers, en dat er evenmin sprake is van een schriftelijke weigering van verweerder om een besluit te nemen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat zij kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat voor het opleggen van een bestraffende sanctie, zoals een boete, een wettelijke grondslag moet bestaan, en dat deze niet bestaat voor het opleggen van een boete door burgers aan een overheidsorgaan. De rechtbank heeft de eisers geïnformeerd dat zij hun verzoek om de boete toe te wijzen, uitsluitend op de daartoe in de wet voorgeschreven wijze aan de burgerlijke rechter kunnen voorleggen. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2022.