ECLI:NL:RBDHA:2022:13623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
SGR 22/5803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om oplegging van een boete aan een medewerker van het college door eisers, bestuursrechter kennelijk onbevoegd

In deze zaak hebben eisers op 6 juli 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank en verzocht om een boete van € 25.000,- op te leggen aan een medewerker van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De rechtbank heeft het verzoek niet in behandeling genomen en heeft de eisers op 30 augustus 2022 geïnformeerd dat het juridisch loket aangaf dat het verzoek onder het bestuursrecht valt, hoewel het ook deels civiel kan zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen besluit van verweerder ten grondslag ligt aan het beroep van eisers, en dat er evenmin sprake is van een schriftelijke weigering van verweerder om een besluit te nemen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat zij kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat voor het opleggen van een bestraffende sanctie, zoals een boete, een wettelijke grondslag moet bestaan, en dat deze niet bestaat voor het opleggen van een boete door burgers aan een overheidsorgaan. De rechtbank heeft de eisers geïnformeerd dat zij hun verzoek om de boete toe te wijzen, uitsluitend op de daartoe in de wet voorgeschreven wijze aan de burgerlijke rechter kunnen voorleggen. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5803
uitspraak van de enkelvoudige kamer in bestuursrechtelijke zaken van 16 december 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Op 6 juli 2022 hebben eisers beroep ingesteld en daarbij de rechtbank verzocht om een medewerker van verweerder een boete van € 25.000,- op te leggen.
De rechtbank heeft deze brief aan eiser [eiser 1] teruggestuurd met de mededeling dat de rechtbank dit verzoek niet in behandeling kan nemen.
Op 30 augustus 2022 heeft eiser [eiser 1] geschreven dat het juridisch loket aangaf dat dit bestuursrecht is alhoewel het ook deels civiel kan zijn, maar dat dit geen probleem kan zijn als dit bij bestuursrecht ingediend wordt. Hij heeft de rechtbank verzocht het beroep door te laten gaan.
Eiser [eiser 1] heeft een schriftelijke verklaring ingediend dat hij mede namens [eiser 3] . [eiser 4] en [eiser 2] het verzoek heeft ingediend; deze verklaring is door genoemde personen ondertekend.

Overwegingen

1. Omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is.
Het verzoek
2. Eisers hebben op 20 juni 2022 een tweetal medewerkers van verweerders gemeente een boete opgelegd. Die boete hebben zij – letterlijk – als volgt aan verweerder meegedeeld en gemotiveerd:
“Hierbij geven wij de gemeente den haag,GGD en anderen aan dat wij (namen medewerkers) niet erkennen als aanspreekpunt of toestemming geven om informaties van ons in te zien, te beantwoorden of enigszins kennis ervan te nemen. Doen zij dit wel dan zal er aangifte worden gedaan, melding bij de AP en een rechtszaak tegen deze persoon aanhangig worden gemaakt en een boete worden opgelegd van €5000 per keer. Wij verzoeken de gemeente dan ook hieraan gehoor te geven doet zij dit niet dan riskeert zij en haar partners ook een klacht/rechtszaak en vordering.Er zijn al enkele rechtszaken tegen (namen medewerkers) aanhangig gemaakt.Cura ut valeas,(namen eisers)”
3. Omdat een van de betreffende medewerkers van verweerder, volgens eisers, na het opleggen van die boete meer dan vijf keer contact met eisers heeft opgenomen en weigert de boete te betalen, hebben eisers beroep ingesteld en daarbij de rechtbank verzocht een boete van € 25.000,- toe te wijzen. Dat verzoek hebben eisers toegelicht als volgt, en de rechtbank citeert:
“Wij (…) hebben (naam medewerker) ontmachtig enig contact op te nemen of informaties in te zien toch doet zij dit ook heb ik haar geattendeerd een boete op te leggen als zij dit wel doet, zij blijft dit keer op keer doen en dit blijft zij doen zelfs na een aangifte bij de politie. Vandaar dat ik nu beroep teken om de boete van €5000 te verhalen, dit willen zij ook niet betalen vandaar dat ik de rechtbank verzoek de boete toe te wijzen gezien in de bijlage te zien is dat (naam medewerker) meer dan 7 keer contact opneemt zelfs nadat wij aangifte bij de politie van smaad en laster en stalking/privacyschending hebben gedaan.
Ik verzoek de rechter daarom €25000 toe te wijzen gezien er meer dan 5 keer contact is opgenomen erna en de boete €5000 is dat ik ook aangaf of een door de rechter te bepalen bedrag en sanctie voor de gemeente den haag.
Cura ut valeas,
(naam eiser)”
De beoordeling
4. Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende beroep tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
5. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
6. Op grond van artikel 6:2 van de Awb worden voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld de schriftelijke weigering een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit.
7. De rechtbank stelt vast dat aan het beroep van eisers waarin zij de rechtbank verzoeken om een boete op te leggen, geen besluit van verweerder ten grondslag ligt. Evenmin is sprake van een met een besluit gelijk te stellen schriftelijke weigering van verweerder om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit.
8. De wet bepaalt dat alleen tegen een besluit beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Omdat daarvan dus geen sprake is, konden eisers zich met hun verzoek niet tot de bestuursrechter wenden. De rechtbank is daarom kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van het beroep.
9. Ter voorlichting van eisers merkt de rechtbank nog op dat voor het opleggen van een bestraffende sanctie, zoals een boete, een wettelijke grondslag moet bestaan. Zo’n grondslag bestaat niet voor het opleggen van een boete door burgers, zoals eisers, aan een (medewerker van) een overheidsorgaan. Anders gezegd: een burger kan een bestuursorgaan helemaal geen boete opleggen. Voor zover eisers hun verzoek aan de rechtbank om de boete toe te wijzen, desondanks wensen te handhaven, kunnen zij dat uitsluitend op de daartoe in de wet voorgeschreven wijze voorleggen aan de burgerlijke rechter.
Conclusie
10. De rechtbank is onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De bestuursrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.