ECLI:NL:RBDHA:2022:13621

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
SGR 22/5843
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan ingebrekestelling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat hij van mening is dat het college niet tijdig heeft beslist in 163 zaken en in 210 zaken dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de brief van eiser van 19 april 2022, waarin hij het college in gebreke stelt, niet voldoet aan de vereisten voor een ingebrekestelling zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief niet duidelijk maakt op welke specifieke aanvragen of bezwaren het betrekking heeft. De bijgevoegde Excel-overzichten geven geen inzicht in de zaken waarover eiser klaagt, en bevatten zelfs informatie over zaken die al zijn afgehandeld of waartegen beroep is ingesteld. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat de brief van eiser niet kan worden aangemerkt als een geldige ingebrekestelling.

Aangezien eiser niet heeft voldaan aan de vereisten voor het instellen van beroep, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de rechtbank niet inhoudelijk op de zaak kan ingaan. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer en is openbaar uitgesproken op 8 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5843

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Hegie).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist in 163 zaken en in 210 zaken dwangsommen heeft verbeurd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Van een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb is sprake als duidelijk is dat de belanghebbende het bestuursorgaan maant om alsnog een bepaald besluit te nemen. Daarvan is sprake indien voldoende duidelijk is op welke aanvraag of welk bezwaar het geschrift betrekking heeft, dat belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist en dat belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen.
4. Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
5. In dit geval heeft eiser, mede namens vier anderen voor wie hij als gemachtigde optreedt, verweerder op 19 april 2022 een brief gestuurd waarin hij verweerder in gebreke stelt omdat in een groot aantal zaken volgens hem niet op tijd zou zijn beslist. Bij deze ingebrekestelling heeft eiser Excel-overzichten toegevoegd van zaken die verweerder volgens hem in behandeling heeft.
6. De rechtbank is van oordeel dat de brief van eiser van 19 april 2022 evident niet aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet. Uit deze brief blijkt immers niet op welke aanvragen of bezwaren verweerder nog niet zou hebben beslist. Ook de overzichten waar eiser in zijn brief naar verwijst, maken niet inzichtelijk op welke aanvragen en bezwaren nog niet zou zijn beslist. Zo heeft een deel van de overzichten betrekking op zaken die reeds zouden zijn afgehandeld of betreffen het besluiten waartegen beroep bij de rechtbank is ingesteld. Voor het overige blijkt uit deze overzichten niet om welke specifieke aanvragen, dan wel bezwaren, het gaat.
7. De rechtbank concludeert dat de brief van eiser van 19 april 2022 niet is te zien als een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb. Dit betekent dat eiser geen beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit kon instellen. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
8. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan eisers verzoek om dwangsommen in alle zaken vast te stellen.
9. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.