ECLI:NL:RBDHA:2022:13619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
SGR 22/5802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter bij verzoek om boete opleggen aan medewerker van de gemeente

In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], de rechtbank verzocht om een medewerker van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag een boete van € 5.000,- op te leggen. Dit verzoek is gedaan in een brief van 16 juni 2022. De rechtbank heeft deze brief op 10 augustus 2022 aan eiser teruggestuurd met de mededeling dat zij deze niet in behandeling kon nemen. Eiser heeft vervolgens op 30 augustus 2022 verzocht om de brief alsnog in behandeling te nemen. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser vrijgesteld is van het betalen van griffierecht en dat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is om het verzoek te behandelen. Dit is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat aan het verzoek van eiser geen besluit van verweerder ten grondslag ligt, en dat er geen sprake is van een schriftelijke weigering om een besluit te nemen. De wet bepaalt dat alleen tegen een besluit beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Aangezien er geen besluit is, kon eiser zich niet tot de bestuursrechter wenden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat voor het opleggen van een bestraffende sanctie, zoals een boete, een wettelijke grondslag moet bestaan, wat in dit geval niet het geval is. Eiser kan zijn verzoek alleen voorleggen aan de burgerlijke rechter.

De rechtbank heeft uiteindelijk verklaard zich onbevoegd te verklaren in deze zaak. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer en is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2022. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5802
uitspraak van de enkelvoudige kamer in bestuursrechtelijke zaken van 6 december 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: voorheen [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.

Procesverloop

In de brief van 16 juni 2022 heeft eiser de rechtbank verzocht om een medewerker van verweerder een boete van € 5.000,- op te leggen.
Op 10 augustus 2022 heeft de rechtbank deze brief aan eiser teruggestuurd met het bericht dat de rechtbank deze niet in behandeling kan nemen.
Op 30 augustus 2022 heeft eiser de rechtbank verzocht de brief van 16 juni 2022 alsnog in behandeling te nemen.

Overwegingen

1. Eiser is vrijgesteld van het betalen van het griffierecht. Dat betekent dat eiser in deze procedure geen griffierecht hoeft te betalen.
2. Omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is.
3. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een medewerker van verweerder een boete van € 5.000,- op te leggen. Eiser heeft deze boete eerder zelf al aan de medewerker van verweerder opgelegd, maar zij weigert deze te betalen. Eiser heeft de boete opgelegd omdat de medewerker van verweerder het contactverbod zou hebben overtreden dat eiser per e-mail van 15 juni 2022 aan haar had opgelegd.
4. Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende beroep tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Op grond van artikel 6:2 van de Awb worden voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld de schriftelijke weigering een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit.
5. De rechtbank stelt vast dat aan eisers verzoek om een boete op te leggen geen besluit (van verweerder) ten grondslag ligt. Evenmin is sprake van een met een besluit gelijk te stellen schriftelijke weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit.
6. De wet bepaalt dat alleen tegen een besluit beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Omdat daarvan dus geen sprake is, kon eiser zich met zijn verzoek niet tot de bestuursrechter wenden. De bestuursrechter van de rechtbank is daarom kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van de brief van 16 juni 2022.
7. Ter voorlichting van eiser merkt de rechtbank nog op dat voor het opleggen van een bestraffende sanctie, zoals een boete, een wettelijke grondslag moet bestaan. Zo’n grondslag bestaat niet voor het opleggen van een boete door een burger, zoals eiser, aan een (medewerker van) een overheidsorgaan. Voor zover eiser zijn in het procesverloop weergegeven verzoek desondanks wenst te handhaven, kan hij dat uitsluitend op de daartoe voorgeschreven wijze voorleggen aan de burgerlijke rechter.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.